De Belastingdienst moet ongehinderd algemene voorlichting kunnen geven zonder dat dat tot gevolg heeft dat deze bij onjuiste inlichtingen daaraan gebonden is, en dus moet afwijken van de wet. Dit heeft Hof Amsterdam beslist.
Een man wilde met een beroep op het vertrouwensbeginsel de giften die hij aan een stichting had gedaan in aftrek brengen. Hij stelde dat een medewerker van de Belastingdienst hem telefonisch had meegedeeld dat de stichting was aan te merken als een ANBI of steunstichting SBBI. Volgens de man mocht hij uitgaan van de juistheid van deze inlichtingen. Hij had de stelling echter niet nader toegelicht. De inspecteur wist wel zijn standpunt te onderbouwen en voerde aan dat medewerkers van de Belastingdienst bij een dergelijke vraag het programma ‘ANBI opzoeken’ moeten raadplegen. Nu de stichting niet in dat programma was opgenomen, achtte het hof het niet aannemelijk dat een medewerker de telefonische mededeling aan belanghebbende had gedaan. Het hof merkte verder nog op dat niet voor elke uitlating van de Belastingdienst, waardoor bij een belastingplichtige vertrouwen is gewekt ten aanzien van een te volgen wetstoepassing, een juiste toepassing van de wet moet wijken. Dit ligt alleen anders als de belastingplichtige een onjuiste inlichting niet hoefde te beseffen, de wettelijk verschuldigde belasting moet betalen én schade lijdt doordat hij, op basis van de onjuiste voorlichting, een handeling had verricht of nagelaten. Niet is gebleken dat belanghebbende enige schade had geleden als gevolg van de onjuiste inlichting. Het hof verwierp daarom het beroep op gewekt vertrouwen.
Wet: artikel 6.35 Wet IB 2001, artikelen 5b, 5c en 5d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 17 november 2016 (gepubliceerd op 23 november 2016), ECLI:NL:GHAMS:2016:4551
Geef een reactie