Dat een vennootschap als debiteur geen gelieerde partij meer is en de lening schriftelijk is vastgelegd, zorgt er niet per se voor dat de lening weer zakelijk wordt. De bewijslast ligt dan bij de vennootschap die de lening verstrekte.
In deze zaak ging het om een bv die ter financiering van de aanschaf van onroerende zaken een lening had verstrekt aan een Hongaarse vennootschap (Kft) die zij in 2006 had opgericht. Op 22 juli 2011 droeg de bv al haar aandelen in de Hongaarse Kft over aan een Hongaarse (niet gelieerde) partij en behield zij een vordering op de Kft, hetgeen in een overeenkomst werd vastgelegd. De koper ging echter medio 2012 failliet en trok de Hongaarse Kft daarin mee. In de aangifte Vpb voor het jaar 2012 bracht de bv € 150.000 in mindering op de belastbare winst vanwege de afwaardering van de vordering op de Hongaarse Kft. De belastinginspecteur stond dit echter niet toe omdat volgens hem ook na 22 juli 2011 nog sprake was van een onzakelijke lening. Uit het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2015 volgt volgens Rechtbank Noord-Nederland dat ook als geen sprake meer is van gelieerdheid, er sprake kan zijn gebleven van een onzakelijke lening. De bv maakte volgens de rechtbank onvoldoende aannemelijk dat een onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest eenzelfde lening te verstrekken aan de Kft tegen een rente van 4% of een andere rente onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden. Ook had zij niet bewezen dat zij met het aanvaarden van het debiteurenrisico geen aandeelhoudersbelang maar enkel een crediteursbelang diende. De inspecteur had de afwaardering van de vordering daarom terecht geweigerd en de rechtbank verklaarde het beroep van de bv ongegrond.
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland, 20 oktober 2016 (gepubliceerd 14 november 2016), ECLI:NL:RBNNE:2016:4609
Geef een reactie