De Hoge Raad heeft een verzoek om herziening van de zogeheten tipgeverzaak afgewezen. De Hoge Raad kan zich niet vinden in de opvattingen van de verzoekers die ten grondslag liggen aan het herzieningsverzoek.
De Hoge Raad volgt daarmee de conclusie van de Advocaat-Generaal IJzerman. De Hoge Raad motiveert de afwijzing als volgt. In het arrest waarop het verzoek tot herziening betrekking had, was de Hoge Raad ervan uitgegaan dat de inspecteur zich tegenover de tipgever had verplicht de identiteit van de tipgever niet bekend te maken. Kennelijk meenden de verzoekers dat de Hoge Raad ervan was uitgegaan dat de Belastingdienst de tipgever meer of iets anders had toegezegd dan het geheimhouden van de identiteit van de tipgever. Deze opvatting berust op een onjuiste lezing van de overwegingen die in het arrest zijn opgenomen, aldus de Hoge Raad. De verzoekers hadden nog een reden voor herziening genoemd. Zij stelden dat de inspecteur zich ten aanzien van het onleesbaar maken met enkele passages in de tipgeverovereenkomst ten onrechte had beroepen op economische of financiële belangen van de Staat. Dit punt was echter in het eerdere arrest al aan de orde geweest en was dus geen reden tot herziening.
Wet: artikel 8:119 Awb en artikel 29 AWR
Meer informatie: Hoge Raad 9 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2785
Geef een reactie