Indien iemand in beroep gaat juist omdat een inspecteur of heffingsambtenaar pas kosten voor bezwaar en griffierecht wil vergoeden nadat het beroep is ingetrokken, hoort de rechtbank in de uitspraak een veroordeling tot betaling van die kosten op te nemen.
In een WOZ zaak stelde de heffingsambtenaar een eigenaar van onroerende zaken een compromis voor. Hij liet daarbij weten de vergoeding van proceskosten en kosten van bezwaar pas te betalen nadat het beroep zou zijn ingetrokken. De eigenaar gaf de heffingsambtenaar aan dat hij met betaling achteraf niet akkoord ging. Hij trok het beroep dan ook niet in. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en nam geen bepaling op dat de kosten moesten worden vergoed omdat er geen reden zou zijn aan de toezegging van de heffingsambtenaar te twijfelen. Hof ‘s-Hertogenbosch corrigeerde niet. Ten onrechte, oordeelde de Hoge Raad die daarbij verwees naar een eerder arrest. Hoewel de niet-ontvankelijkheidsverklaring op zich terecht was, had de Rechtbank wel in haar uitspraak de vergoeding van griffierecht dienen te gelasten. Ook had zij in de uitspraak de heffingsambtenaar in de proceskosten behoren te veroordelen. De Hoge Raad deed de zaak zelf af, door ontbrekende bepalingen wel op te nemen.
Wet: artikel 7:15 Awb.
Meer informatie: Hoge Raad 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:43
Geef een reactie