De Hoge Raad heeft beslist dat de per 1 januari 2014 vervallen afdrachtvermindering onderwijs ook van toepassing is als een werknemer slechts een deel van een erkende beroepsopleiding heeft gevolgd en hiervoor een deelcertificaat heeft gekregen.
Een bv kreeg na een boekenonderzoek een naheffingsaanslag opgelegd, omdat zij de afdrachtvermindering onderwijs ten onrechte had toegepast. De medewerkers van de bv hadden geen beroepspraktijkvorming van de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) gevolgd, hetgeen volgens de fiscus was vereist voor de toepassing van de regeling. Zie ‘Geen afdrachtvermindering voor deelcertificaat’.
De Hoge Raad ziet dit anders. De Hoge Raad is net als Hof Arnhem-Leeuwarden van oordeel dat voor de toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs niet de eis is gesteld dat een volledige beroepsopleiding wordt gevolgd, noch dat de intentie van de deelnemer daarop gericht zou moeten zijn. Uit de wet volgt dat het om een beroepspraktijkvorming moet gaan die als zodanig deel uitmaakt van de beroepsbegeleidende leerweg. Het oordeel van het hof dat een schriftelijke overeenkomst niet is vereist en dat de afdrachtvermindering mag worden toegepast tot het moment waarop het deelcertificaat is uitgereikt, getuigt wel van een onjuiste rechtsopvatting. De afdrachtvermindering onderwijs mag worden toegepast tot het einde van het tijdvak waarin het afsluitend examen is afgelegd, aldus de Hoge Raad. De Hoge Raad verwijst de zaak dan ook naar Hof Den Bosch om te onderzoeken of, en zo ja in hoeverre, is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs.
Wet: artikel 14, eerste lid, letter a, Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, artikel 7.2.8 en artikel 7.2.9 van de Wet educatie en beroepsonderwijs
Meer informatie: Hoge Raad, 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:38
Geef een reactie