Advocaat-generaal (A-G) Wattel heeft onlangs geconcludeerd dat een bv een afgewaardeerde vordering op een gelieerde handelspartner weer belast moet opwaarderen als een gelieerde maatschappij op zakelijke wijze borg staat voor deze schuld.
In deze zaak had een bv handelsvorderingen verkregen op een niet-gelieerde Spaanse afnemer. Toen de financiële situatie van deze afnemer verslechterde, waardeerde de bv haar handelsvordering af ten laste van de winst. In een later boekjaar kocht een Amerikaanse zustermaatschappij van de bv alle aandelen in de Spaanse afnemer en stelde zich borg voor de schulden van die afnemer. De bv stelde dat de borgstelling onzakelijk was en dat zij daarom haar handelsvordering niet hoefde op te waarderen. De A-G stelt dat men in deze situatie inderdaad de zakelijkheid van de borgstelling moet toetsen. De A-G vindt het aannemelijk dat onafhankelijke derden in een zelfde situatie ook borg zouden staan om daarmee hun Iberische afzetkanaal te behouden. Ook concludeert de A-G dat de Amerikaanse zustermaatschappij niet kosteloos borg stond. De Nederlandse bv had namelijk een tegenprestatie geleverd door de leveranties aan de Spaanse afnemer door te zetten en haar vorderingen niet te executeren. Daarom adviseert de A-G de Hoge Raad om het cassatieberoep van de bv ongegrond te verklaren.
Wet: artikel 3.8 Wet IB 2001 en artikel 8 Wet Vpb 1969
Meer informatie: Parket van de Hoge Raad, 17 december 2015 (gepubliceerd 22 januari 2016), ECLI:NL:PHR:2015:2477
Geef een reactie