Hof Arnhem-Leeuwarden heeft in tegenstelling tot Rechtbank Gelderland beslist dat een houdster bijna € 500.000 onder zodanige matige voorwaarden en omstandigheden aan een bv had geleend, dat zij een debiteurenrisico heeft gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. Er was dan ook sprake van een onzakelijke lening.
In 2015 oordeelde Rechtbank Gelderland dat in deze zaak geen sprake was van een onzakelijke lening. De houdster trad volgens de rechtbank bij het verstrekken van de leningen op als een informal investor. De voorwaarden waaronder dergelijke investeerders financieringen verstrekken verschillen immers van de voorwaarden van bancaire financieringen, aldus de rechtbank. Dat alleen een positieve/negatieve hypotheekverklaring was verstrekt en geen invorderingsmaatregelen waren genomen, leidde volgens de rechtbank niet tot een ander oordeel. Het hof vond daarentegen dat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de houdster een debiteurenrisico had gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. Dit bleek onder meer uit het feit dat de schuldenaar, waarin de houdster 15% van de aandelen hield, over een negatief eigen vermogen beschikte en alleen maar negatieve resultaten behaalde. Bovendien waren de leningen eerst mondeling overeengekomen, had de houdster geen onderpand of hypothecaire zekerheden voor de aflossing van de leningen gevraagd, hadden de partijen voor de meeste leningen geen aflossingsdatum afgesproken, was nooit een bedrag afgelost of een bedrag aan rente betaald en was de rente bijgeschreven bij de hoofdsom. Nu sprake was van een onzakelijke lening, mocht de houdster het kwijtscheldingsverlies van bijna een half miljoen euro niet ten laste van de winst brengen.
Wet: artikel 8 Wet Vpb
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 4 oktober 2016 (gepubliceerd 14 oktober 2016), ECLI:NL:GHARL:2016:8043
Geef een reactie