Het bedrijf waarvan de lening aan een zusterbedrijf onzakelijk was verklaard door Hof Arnhem-Leeuwarden maar de rekening courant niet, ging met succes in cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de lening van het bedrijf zakelijk zou kunnen zijn vanwege bijzondere omstandigheden.
Het bedrijf vond dat Hof Arnhem-Leeuwarden in zijn uitspraak (zie: Hof trekt onzakelijke lening en rc uit elkaar) onvoldoende had meegewogen dat het bedrijf door het verstrekken van de lening toegang had verkregen tot een nieuwe markt. Door de samenwerking met het zusterbedrijf waaraan de lening was verstrekt, was daadwerkelijk een belangrijke omzetstijging behaald. Dit was volgens het bedrijf een bijzondere omstandigheid die maakte dat een anders als onzakelijk te beoordelen lening toch zakelijk kon zijn (zie: Lening is geheel zakelijk of geheel onzakelijk). Volgens de Hoge Raad kan men spreken van een bijzondere omstandigheid als tussen een schuldeiser en een schuldenaar sprake is van een zakelijke relatie die ook bij afwezigheid van een concernrelatie voor die schuldeiser van voldoende gewicht zou zijn geweest om een lening onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden te verstrekken en het daardoor belopen debiteurenrisico te aanvaarden. Of dat in deze zaak het geval was, moet Hof ’s-Hertogenbosch nu gaan beoordelen.
Wet: Art. 3.8 Wet IB 2001 jo. art. 8 lid 1 Wet VPB 1969
> Lees ook het blog van mr. Michel Ruijschop over deze uitspraak
Meer informatie: Hoge Raad 14 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2340
Geef een reactie