De staatssecretaris ziet geen reële mogelijkheden om op een andere wijze dan het hanteren van een deeltijdfactor te voorkomen dat iemand met meerdere deeltijddienstbetrekkingen in totaal over een hoger pensioengevend loon dan het maximum van € 101.519 pensioen kan opbouwen. Dat laat hij weten in een brief aan de Eerste Kamer.
De Eerste Kamer heeft een voorstel aangedragen dat een mogelijke oplossing betreft voor werknemers die door de toepassing van een deeltijdfactor te maken krijgen met een aftoppingsgrens die lager ligt dan € 101.519 (bedrag 2016), maar waarbij in het daaropvolgende jaar blijkt dat de optelsom van de tot het pensioengevend loon behorende (deeltijd)inkomens minder bedraagt dan € 101.519. De Kamer stelt voor met terugwerkende kracht additionele fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw in de tweede pijler toe te staan, en zo aan deeltijders meer fiscale ruimte voor pensioenopbouw te bieden dan thans volgens artikel 18ga Wet LB 1964 mogelijk is.
Individueel toezicht
Staatssecretaris Wiebes komt tot de conclusie dat het voorstel vanuit uitvoeringsperspectief niet realistisch is, o.a. omdat het toezicht door de Belastingdienst dan zal moeten plaatsvinden op het niveau van de belastingplichtige in plaats van dat dit vooraf getoetst kan worden in de pensioenregeling. Hiertoe zullen nieuwe informatiestromen naar de Belastingdienst moeten worden opgezet, aangezien de gegevens over de pensioenopbouw bij de Belastingdienst niet geautomatiseerd beschikbaar zijn.
Complex
Voorts zal moeten worden voorkomen dat een samenloop ontstaat in de opbouw van (bruto)pensioen, aanvullende oudedagsvoorzieningen in de derde pijler of nettopensioen of nettolijfrente. Dit zal volgens Wiebes leiden tot complexe wetgeving, lastiger toezicht door de Belastingdienst en bewerkelijke administratieve lasten voor de pensioenuitvoerders en werkgevers.
Meer informatie: Brief pensioenaftopping deeltijdwerkers (30 september 2016)
Geef een reactie