Ondanks dat er geen sprake was van herstel in de toestand van vóór de verkrijging van een bedrijfspand van € 8 miljoen door vervulling van een ontbindende voorwaarde, kreeg een bedrijf met een beroep op het vertrouwensbeginsel toch de door haar voldane overdrachtsbelasting terug.
In deze zaak was er sprake van een sale-and-leaseback-constructie van een diepvriesdistributiecentrum van € 8 miljoen. In de operational leaseovereenkomst was de mogelijkheid opgenomen om het distributiecentrum in verhuurde staat terug te kopen voor een bedrag van € 4,8 miljoen. In 2011 maakte belanghebbende gebruik van de koopoptie en vroeg daarna ruim € 450.000 aan overdrachtsbelasting terug. De inspecteur weigerde de teruggaaf omdat volgens hem geen sprake was van een ontbindende voorwaarde in de zin van artikel 19 Wet BRV 1970. Belanghebbende had de koopsom van € 8 miljoen immers niet gerestitueerd. Het hof was het met de inspecteur eens, maar stelde de belanghebbende uiteindelijk toch in het gelijk. Bij belanghebbende was met een voor akkoord getekende brief van de Belastingdienst het vertrouwen gewekt dat het eerder genoemde wetsartikel toepassing zou vinden. In die brief was een nagenoeg gelijkluidende als ontbindende voorwaarde aangeduide clausule aan de fiscus voorgelegd als welke was overeengekomen tussen belanghebbende en de koper. Ook was bij belanghebbende met die brief het vertrouwen gewekt dat na uitoefening van de koopoptie de toestand van voor de verkrijging zou zijn hersteld als:
-
zij de feitelijke beschikkingsmacht na uitoefening van de optie bij de lessee laat; en
-
de lessee de rechtspositie terugkrijgt die zij vóór de levering aan belanghebbende had.
Wet: artikel 19, eerste lid, sub a WBR 1979
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11 oktober 2016 (gepubliceerd 21 oktober 2016), ECLI:NL:GHARL:2016:8041
Geef een reactie