De koper van een landbouwgrond moest een belastingschade van ruim € 4,5 miljoen aan de verkoper vergoeden, omdat de verkoopopbrengst van de landbouwgrond alsnog fiscaal belast was door andere uitwerking van het objectieve verwachtingscriterium dan partijen ten tijde van het sluiten van overeenkomst voor ogen stond.
In deze zaak was de landbouwvrijstelling achteraf gezien ten onrechte toegepast bij de verkoop van een landbouwgrond. Op het moment van de grondtransactie was namelijk niet objectief te verwachten dat de verkochte grond vanaf het tijdstip van de transactie gedurende 72 maanden agrarisch zou kunnen worden gebruikt. Dus voldeed het agrarisch bedrijf niet aan de voorwaarden voor de toepassing van de landbouwvrijstelling. Het bedrijf kreeg dan ook een navorderingsaanslag plus heffingsrente opgelegd van in totaal bijna € 6,5 miljoen. In geschil was of de koper (een vastgoedontwikkelaar) deze belastingschade aan de verkoper moest vergoeden. Het was volgens Rechtbank Gelderland voor beide partijen zowel vóór als ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst duidelijk dat belanghebbende bij de verkoop van de grond niet geconfronteerd wilde worden met een (na)heffingsaanslag over de verkoopopbrengst. Het was voor de verkoper vanaf het begin van de onderhandelingen duidelijk dat als belanghebbende daarin een risico zou lopen, zij de overeenkomst niet zou hebben ondertekend. Bovendien bleek uit de overeenkomst dat de partijen de bedoeling hadden elke belastingschade van de verkoper af te dekken. Koper was dus gehouden de schade te vergoeden omdat de koper op grond van de koopovereenkomst voor deze schade zou vrijwaren. Door de verbintenis tot vergoeding van belastingschade niet na te komen, was sprake van wanprestatie aan de zijde van koper.
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 12 oktober 2016 (gepubliceerd 24 oktober 2016), ECLI:NL:RBGEL:2016:5666
Geef een reactie