De zaak Credit Suisse, waarin een bankenconcern een uitgebreide taxplanningsstructuur had opgezet, ligt nu voor de Hoge Raad. Hoewel Advocaat-generaal (A-G) Wattel tot de conclusie komt dat in deze zaak sprake was van fraus legis, meent hij ook dat navordering en het opleggen van boetes niet mogelijk is. Het concern heeft namelijk destijds een standpunt ingenomen dat – desnoods achteraf bekeken – pleitbaar was.
De tax planning omvatte grofweg gezegd de aankoop van diverse vennootschappen die hun ondernemingen hadden overgedragen aan gelieerde vennootschappen. Het concern gebruikte de gekochte vennootschappen om daar een voorheen buitenlandse stroom van geld, dat uiteindelijk was geleend van derden in het Verenigd Koninkrijk, langs te doen leiden. Uiteindelijk konden de vennootschappen de boekwinsten op de overgedragen ondernemingen compenseren met een renteaftrek. Voor meer informatie over de structuur, zie: ‘Taxplanning Credit Suisse: fraus legis en pleitbaar standpunt’. A-G Wattel concludeert dat het zonder reële niet-fiscale betekenis afzetten van zulke rentelasten tegen van derden gekochte ‘tax capacity’ tot naar eigen inzicht manipuleerbare bedragen duidelijk in strijd is met de bedoeling van de wetgever (fraus legis).
Pleitbaar standpunt
De A-G vindt echter ook dat de inspecteur niet beschikt over een nieuw feit om tot navordering te kunnen overgaan, laat staan om een boete te kunnen opleggen. Evenmin is sprake van kwade trouw, mede omdat de belanghebbenden een pleitbaar standpunt hebben. De A-G stelt daarbij dat niet doorslaggevend is welke ideeën of argumenten de belastingplichtige had toen hij in zijn aangifteformulier een standpunt innam. Het gaat erom dat zodanige argumenten zijn aan te voeren dat het objectief niet lichtvaardig zou zijn geweest om de aangifte te doen zoals de belanghebbende had gedaan toen hij die argumenten had bedacht. Het is mogelijk een standpunt in de aangifte later of op een andere wijze te onderbouwen. Men mocht echter wel het standpunt bepalen waar het om gaat. Objectieve pleitbaarheid van een standpunt sluit geen opzet uit als feitelijk blijkt dat de belanghebbende in werkelijkheid een ander, niet-pleitbaar standpunt innam.
Wet: artikelen 10a en 20a Wet Vpb 1969 en artikel 16, eerste lid AWR
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad, 25 augustus 2016 (gepubliceerd 23 september 2016), ECLI:NL:PHR:2016:897
Geef een reactie