Volgens de Hoge Raad zijn fictieve personeelskosten niet aftrekbaar indien niet voldaan is aan het hoofzakelijkheidscriterium van artikel 9 lid 1 onderdeel h Wet VPB 1969.
Belanghebbende exploiteerde via een stichting een kringloopwinkel, en maakte hierbij gebruik van vrijwilligers en bracht fictieve personeelskosten in aftrek voor de door de vrijwilligers verrichte werkzaamheden. De inspecteur weigerde de aftrek omdat niet aan het hoofdzakelijkheidscriterium van art. 9 lid 1 onderdeel h Wet VPB 1969 was voldaan.
De Hoge Raad was het met de rechtbank eens dat 'hoofdzakelijk' in het hoofdzakelijkheidscriterium betrekking heeft op de woorden 'met behulp van arbeid' (door vrijwilligers). De Hoge Raad geeft aan dat de winst pas hoofdzakelijk is behaald met arbeid van vrijwilligers indien het aantal door vrijwilligers gewerkte uren ten minste 70% van het totale aantal gewerkte uren bedraagt. Dat was niet het geval bij belanghebbende, zodat niet voldaan was aan het hoofdzakelijkheidscriterium. Hierdoor was er dus geen recht op aftrek van fictieve personeelskosten.
Wet: artikel 9 lid 1 onderdeel h Wet VPB 1969
Meer informatie: Hoge Raad 29 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:750
Geef een reactie