Onlangs is de Procesregeling prejudiciële vragen belastingkamer Hoge Raad in werking getreden. Deze regeling bevat diverse bepalingen over hoe het stellen van prejudiciële vragen in zijn werk gaat.
De procedure begint doordat de griffier van het gerecht dat de prejudiciële vraag heeft gesteld een afschrift van die beslissing zendt naar de griffier van de Hoge Raad. De ontvangst van dit verzoek wordt vermeld op de website van de Hoge Raad. De Hoge Raad kan afzien van het beantwoorden van de prejudiciële vragen als hij meent dat:
- de vraag zich niet leent voor beantwoording via een prejudiciële beslissing; of
- de vraag niet belangrijk genoeg is om beantwoording te rechtvaardigen.
Als de Hoge Raad de prejudiciële vraag wel in behandeling neemt, krijgen de partijen uiterlijk vier weken na ontvangst van de eerdergenoemde beslissing het bericht dat zij zes weken de tijd hebben om schriftelijke opmerkingen in te dienen. Schriftelijke opmerkingen die te laat binnenkomen, worden niet behandeld.
Schriftelijke en mondelinge toelichting
De Hoge Raad kan de partijen de gelegenheid geven om een schriftelijke of mondelinge toelichting te geven als dit in het belang is van de zaak. Een eventuele mondelinge toelichting vindt plaats in een gewone zitting of een afzonderlijke zitting. De Hoge Raad mag een prejudiciële vraag herformuleren. Maar bij een inhoudelijk grote wijziging moet de Raad het voornemen daartoe doen blijken in een tussenuitspraak. Als de Hoge Raad tot een conclusie is gekomen, maakt de griffier dit bekend. De partijen krijgen vervolgens twee weken de tijd om te reageren op de voorgenomen conclusie. Overigens kan de Hoge Raad op grond van bijzondere omstandigheden afwijken van de Procesregeling prejudiciële vragen.
Wet: artikelen 27ga en 27gc AWR
Meer informatie: Staatscourant 27 mei 2016, nr. 28286
Geef een reactie