Een naheffingsaanslag na onjuiste aangiften ontstaan door fouten van een onvoldoende deskundige administrateur, is aan grove schuld te wijten die de stichting is toe te rekenen. De bestuurder die de betalingsonmacht niet op tijd meldde, is dan aansprakelijk.
In deze zaak ging het om de aansprakelijkstelling van een bestuurder voor omzetbelastingschulden over 2011 van een stichting. Volgens de rechtbank was in 2011 al sprake van betalingsonmacht die toen gemeld had moeten worden, en was de in augustus 2013 gedane melding van betalingsonmacht te laat. De naheffing (van 28 september 2013) had betrekking op niet in de aangifte en administratie verwerkte facturen. De administratie werd gehouden door een bij de stichting betrokken persoon die niet tot het formele bestuur behoorde, waarbij de bestuurders de juistheid van de administratie niet controleerden. De onjuiste aangiften omzetbelasting waren volgens de rechtbank te wijten aan de grove schuld van de administrateur, welke moest worden toegerekend aan de stichting. De wettelijke uitzondering die bepaalt dat men betalingsonmacht in dergelijke gevallen uiterlijk twee weken na de vervaldag van de naheffingsaanslag kan melden, geldt dan niet. De betalingsonmacht had binnen twee weken na het ontstaan ervan gemeld moeten worden. Het niet uitoefenen van controle op de administrateur betekent niet meteen dat het niet tijdig melden aan de bestuurder te wijten is (zie: Bestuurder hoeft accountant en notaris niet te controleren), al kon dat de bestuurder in deze zaak niet helpen. Volgens de rechtbank was de bestuurder terecht aansprakelijk gesteld voor de naheffingsaanslag.
Wet: artikel 36 Invorderingswet 1990, artikel 7 Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 5 april 2016 (gepubliceerd 27 mei 2016), ECLI:NL:RBZWB:2016:2388
Geef een reactie