Goed moeten presteren voor een hoge plek op de invallerslijst en artistieke vrijheid binnen de te spelen stukken? Geen garantie voor ondernemerschap.
Een violiste werd in 2010 en 2011 door verschillende stichtingen van remplaçanten ingehuurd om voor orkesten te spelen ter versterking van een productie of bij ziekte van vaste orkestleden. De dame stapte naar de rechter toen de inspecteur een correctie aanbracht ten aanzien van de verdiende inkomsten die zij zelf had gekwalificeerd als winst uit onderneming. De rechtbank was het echter met de inspecteur eens dat de violiste niet als ondernemer aangemerkt kon worden. Zij had met de verschillende stichtingen arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd gesloten, loonheffing werd ingehouden en cao’s waren van toepassing. Er was bewust voor gekozen de stichtingen geen facturen te sturen. Bij ziekte mocht de violiste ook niet zelf voor vervanging zorgen en de stichtingen benaderden haar voor invalwerk. Dat zij steeds goed moest presteren om een hoge plek op de invallerslijst te behouden om voldoende werk te krijgen en ook zelf regelmatig actief haar beschikbaarheid onder de aandacht van de stichtingen bracht, maakte dit niet anders. Het tot op zekere hoogte hebben van artistieke vrijheid binnen de te spelen stukken leidde volgens de rechtbank ook niet tot een ander oordeel. De rechtbank verklaarde het beroep van de violiste derhalve ongegrond.
Wet: artikelen 2.14, 3.4, 3.5 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 24 mei 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:2699
Geef een reactie