Als een pensioenfonds samen met een gelieerde bv via cash & carry dividendarbitrage ongebruikelijk hoge voordelen behaalt, is zij volgens Advocaat-Generaal (A-G) Wattel niet vrijgesteld van vennootschapsbelasting.
In de desbetreffende zaak had een pensioenfonds zich met behulp van een gelieerde bv beziggehouden met cash & carry dividendarbitrage. De resultaten die daarmee waren behaald, waren ongebruikelijk hoog voor een pensioenfonds. De winst werd gedeeld met de bv. Het verdienmodel van het fonds steunde voornamelijk op het uitgangspunt dat het was vrijgesteld van vennootschapsbelasting en daarom ingehouden Belgische dividendbelasting kon terugvragen. Hof Amsterdam oordeelde dat het pensioenfonds niet voldeed aan de doelstellingseis van de subjectieve vrijstelling voor pensioenlichamen. De activiteit van het fonds ging verder dan eenvoudig vermogensbeheer. Bovendien dreef het fonds samen met de bv een commerciële onderneming in effecten. De A-G vindt het oordeel en de motivering van het hof niet onbegrijpelijk. Hij adviseert daarom de Hoge Raad te oordelen dat het pensioenfonds niet valt onder de subjectieve vrijstelling voor pensioenlichamen.
Wet: artikelen 4, onderdeel b en 5, eerste lid, onderdeel b Wet Vpb 1969
Besluit: artikel 3 Uitv.besl. Vpb 1969
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad, 22 maart 2016 (gepubliceerd 1 april 2016), ECLI:NL:PHR:2016:173
Geef een reactie