Het schuldig gebleven bedrag van het superdividend kwalificeerde niet als informeel kapitaal maar was als geldlening verstrekt. De lening was echter onzakelijk volgens Rechtbank Gelderland.
In het kader van een herstructurering ontving een bv een superdividend van haar werkmaatschappij. Een deel daarvan werd schuldig gebleven (€ 1.581.676), ter zake waarvan een rekening-courant overeenkomst werd gesloten. Toen de bv de rekeningcourantvordering wilde afwaarderen naar nihil, ontstond discussie met de inspecteur. De rechtbank kon zich niet vinden in het standpunt van de inspecteur dat in dit geval sprake was van informeel kapitaal. Het bedrag was als geldlening verstrekt. In beginsel kon de bv ook tot een afwaardering komen in het boekjaar 2006/2007, aangezien er op de balansdatum voldoende feiten en omstandigheden bekend waren die dit rechtvaardigden. Dat dit standpunt was ingenomen middels een verbeterde aangifte, de leningsovereenkomst pas in september 2007 werd opgesteld en de verkoop van de onderneming pas in 2008 plaatsvond, leidde niet tot een ander oordeel. Het afwaarderingsverlies kon echter niet ten laste van het fiscale resultaat worden genomen. In de koopovereenkomst zat voor het schuldig gebleven deel van het superdividend weliswaar een leningsovereenkomst besloten, maar deze miste voorwaarden omtrent rente en zekerheden en daarnaast was geen aflossingsschema overeengekomen. In de bereidheid deze lening toch te verstrekken lag een aandeelhoudersmotief besloten. De inspecteur had het afwaarderingsverlies terecht op de lening buiten beschouwing gelaten.
Wet: artikel 8 Wet op de vennootschapsbelasting
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 15 maart 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:1451
Geef een reactie