Kiezen echtgenoten ervoor om een schenking of erfenis op een bepaalde manier te besteden, dan kunnen zij bij een echtscheiding niet alsnog de rekening presenteren aan de andere echtgenoot.
Na een echtscheiding stelde een dame dat zij een bedrag van 100.000 gulden besteed had aan de gedeeltelijke sanering van de financiën van het bedrijf van haar man. Ze meende recht te hebben op terugbetaling van dit bedrag, omdat het afkomstig was uit de nalatenschap van haar vader en onder de uitsluitingsclausule viel. Het desbetreffende bedrag behoorde om die reden niet tot de huwelijksgemeenschap, aldus de belanghebbende. Er zou volgens haar mogelijk wel sprake kunnen zijn van een terbeschikkingstelling. De vordering was gelet op de niet bestaande verhaalsmogelijkheden echter waardeloos en moest worden afgewaardeerd tot nihil. Belanghebbende wilde dan ook een negatief resultaat uit overige werkzaamheden in mindering brengen op haar belastbaar inkomen uit werk en woning. De rechter stelde voorop dat niet iedere besteding van privévermogen voor gemeenschappelijke doeleinden reden is voor vergoeding. Daarom moest worden onderzocht wat er met het geschonken bedrag was gebeurd. Volgens de rechter had de ex-echtgenote onvoldoende toegelicht wat zij met het geld gedaan had, welke afspraken zij daarover had met de man en waarom zij dit zo gedaan hebben. Zij had er bewust voor gekozen om het geld te besteden aan de gemeenschap en had daarmee voldaan aan haar verplichting om bij te dragen aan de kosten van de huishouding. De rechtbank zag daarom geen reden voor terugbetaling van het desbetreffende bedrag.
Wet: artikel 3.91 van de Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 1 maart 2016 (gepubliceerd op 11 maart 2016), ECLI:NL:GHARL:2016:1693
Geef een reactie