Afgelopen vrijdag 4 maart oordeelde de Hoge Raad dat bij toepassing van de 30%-regeling geen sprake is van systematische overcompensatie van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten. Taxence vroeg mr. Alexander Rasink, Tax Director Global Mobility Services bij Mazars, om een reactie.
Hoewel een ieder na de uitspraak van A-G Kokott van het Europese Hof van Justitie vreesde voor het verdwijnen van de 30%-regeling, kunnen we weer opgelucht ademhalen nu het laatste woord over strijdigheid van de 150 km-grens met Europees recht is gezegd. De fiscaal-juridische vaktechneuten zullen – net als grensarbeiders woonachtig binnen de 150 km-grens – met het verloop van deze zaak minder content zijn, aldus Rasink.
Volgens Rasink lijkt het Europees Hof van Justitie te zijn afgedwaald; van de vraag of sprake is van al dan niet gerechtvaardigd onderscheid tussen werknemers binnen en buiten de 150 km-grens, naar de vraag of sprake is van systematische overcompensatie bij toepassing van de 30%-regeling. A-G Kokott stelde de onderzoeksvraag dusdanig dat voor het rechtvaardigen van het onderscheid tussen de werknemers binnen en buiten de 150 km-grens aangetoond zou moeten worden dat deze eerste categorie (binnen 150 km van de grens woonachtig) feitelijk niet wordt geconfronteerd met (vergelijkbare) extraterritoriale kosten. Het HvJ heeft deze onderzoeksvraag niet van de A-G overgenomen en concludeerde dat er in beginsel geen sprake is van strijdigheid met het EU recht, tenzij de 30%-regeling leidt tot een systematische overcompensatie. Dit laatste moest de Hoge Raad onderzoeken. Deze onderzoeksvraag is feitelijk haast onmogelijk te beantwoorden, nu het forfait van 30% juist met zich brengt dat de daadwerkelijke ET kosten in deze situaties niet meer inzichtelijk hoeven te zijn.
Wat als…
Rasink concludeert dat als het Hof van Justitie zich aangesloten zou hebben bij het voorstel van A-G Kokott, de uitkomst over strijdigheid met Europees recht een hele andere wending had kunnen krijgen die – wat hem betreft – beter aansluit bij de daadwerkelijke rechtsvraag. In het bijzonder nu goed voor te stellen is dat werknemers binnen de 150 km-grens vanuit kostenperspectief in een vergelijkbare positie kunnen verkeren als werknemers die buiten deze grens woonachtig zijn. Denk hierbij aan iemand die net over de grens woont en in Groningen werkzaam is. De Nederlandse wet biedt voor deze personen momenteel geen mogelijkheid om – bijvoorbeeld middels een tegenbewijsregeling – toch de 30%-regeling te verkrijgen. De vraag of dit gerechtvaardigd is, blijft vooralsnog onbeantwoord.
Geef een reactie