De afschaffing van de Belgische btw-vrijstelling voor advocaatkosten met ingang van 1 januari 2014 leidt niet tot een verhoging van de proceskosten die in strijd is met verschillende waarborgen voor het recht op toegang tot de rechter. Zo concludeert A-G Sharpston.
België kende tot en met 31 december 2013 als enige EU-lidstaat een btw-vrijstelling voor door advocaten verrichte diensten. Deze vrijstelling is met ingang van 1 januari 2014 afgeschaft om de Belgische wetgeving in overeenstemming te brengen met die van de andere lidstaten en een einde te maken aan mededingingsverstoringen. Het Grondwettelijk Hof heeft naar aanleiding van vier beroepen tegen deze maatregel prejudiciële vragen voorgelegd aan het Europese Hof van Justitie. Advocaat-Generaal Sharpston concludeert dat België de omvang van de btw-vrijstelling mocht inperken zonder deze volledig af te schaffen. Maar nu die vrijstelling is afgeschaft, kan België die vrijstelling niet opnieuw invoeren, ook niet in beperktere omvang. De door advocaten in het kader van een nationaal rechtsbijstandsstelsel verrichte diensten kunnen evenmin worden vrijgesteld als diensten die nauw samenhangen met maatschappelijk werk en met de sociale zekerheid, of op grond van andere bepalingen in de Btw-richtlijn. Volgens de A-G duidt er niets op dat de afschaffing van de btw-vrijstelling voor advocatendiensten in strijd is met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU, op grond dat de btw-heffing een verhoging van de kosten van de toegang tot de rechter met zich brengt.
Wet: artikelen 98, 132, eerste lid, onder g, en 371 van de Btw-Richtlijn
Meer informatie: EU HvJ, 10 maart 2016, C-543/14
Geef een reactie