Als de Belastingdienst op grond van een rechterlijke uitspraak een teruggaaf van btw over een tijdvak van vóór 31 december 2012 moet verlenen, moet daarover in beginsel heffingsrente worden vergoed. Als de fiscus geen of te weinig heffingsrente betaalt, kan men daartegen in bezwaar of beroep gaan.
Een vereniging was met succes in beroep gegaan tegen de hoogte van btw-afdrachten over twee tijdvakken in 2010. De Belastingdienst moest haar daarom teruggaaf van omzetbelasting verlenen. In een kennisgeving liet de inspecteur weten hoe hij uitvoering zou geven aan deze teruggaven. De vereniging ging in bezwaar en beroep tegen deze kennisgeving omdat hierin niets was geregeld over de vergoeding van heffingsrente of wettelijke rente. In tegenstelling tot de rechtbank en het hof oordeelde de Hoge Raad dat de vereniging wel in bezwaar en beroep kon gaan tegen de kennisgeving van de Belastingdienst. Ook al bevatte de kennisgeving geen beslissing over het vergoeden van heffingsrente, zij was toch mede aan te merken als een heffingsrentebeschikking. Het cassatieberoep leverde de vereniging echter alleen wat vergoedingen van proceskosten en griffierecht op. Na de kennisgeving had de inspecteur namelijk alsnog een bedrag aan heffingsrente betaald dat volgens de Hoge Raad hoog genoeg was. De inspecteur was geen wettelijke rente verschuldigd omdat het berekende bedrag onder de betalingsdrempel van € 10 viel.
Wet: artikelen 30f, tweede lid, onderdeel b en derde lid, onderdeel d sub 2° en 30j AWR (op 1 januari 2012) en artikel 4:98, tweede lid Awb
Meer informatie: Hoge Raad, 25 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:482
Geef een reactie