Advocaat-generaal (A-G) Niessen heeft geconcludeerd dat de vermogensrendementsheffing voor sommige belastingplichtigen een buitensporige inbreuk op het recht op het genot van eigendom vormt. De belasting kan immers meer bedragen dan het werkelijk behaalde rendement. Burgers die daardoor moeten interen op hun vermogen, kunnen volgens de A-G rechtsherstel eisen.
Met betrekking tot de vermogensrendementsheffing oordeelde Hof Den Haag nog dat deze geen buitensporige last vormde (zie: Box 3-heffing over tweede woning geen buitensporige last). De A-G betwijfelt of dit nog steeds het geval is. Om te beginnen is het systeem van deze heffing gebaseerd op het optimisme van de jaren ’90 van de vorige eeuw. Inmiddels is de economische situatie op vele punten verslechterd. Bovendien kan een forfaitaire heffing willekeurig uitpakken. De rendementen die individuen realiseren, kunnen onderling sterk verschillen. Het verschijnsel dat personen met verschillende inkomens hetzelfde belastingbedrag moeten betalen, kan strijdig zijn met het gelijkheidsbeginsel.
Onevenredig zware last
De A-G ziet de vermogensrendementsheffing bovendien als een hybride belasting: een mengsel van inkomstenbelasting en vermogensbelasting. Hij stelt dat een vermogensbelasting met een effectieve belastingdruk van meer dan 100% ten aanzien van het werkelijke resultaat het karakter krijgt van een verbeurdverklaring. Belastingplichtigen worden dan immers gedwongen in te teren op hun vermogen. De A-G concludeert dat de vermogensrendementsheffing een disproportionele inbreuk maakt op het recht op ongestoord genot van eigendom. Hij erkent echter dat een directe ingreep door de belastingrechter niet voor de hand ligt. De Hoge Raad kan volgens hem wel aankondigen in de toekomst in te grijpen. Dan zal sprake zijn van het zogeheten ‘prospective overruling’. Ook stelt de A-G dat in individuele gevallen rechtsherstel moet plaatsvinden als de heffing hoger is dan de netto-inkomsten en waardevermindering van de vermogensbestanddelen. In de huidige zaak adviseert hij daarom de Hoge Raad om de zaak te verwijzen. Een hof kan dan toetsen wat de (wan)verhouding is tussen het werkelijke en het forfaitaire rendement.
Reactie ministerie van Financiën
In een reactie laat het ministerie van Financiën weten zich niet te kunnen vinden in het standpunt van de A-G dat de vermogensrendementsheffing op regelniveau strijdig is met het eigendomsrecht als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Het ministerie is van mening dat de vermogensrendementsheffing valt binnen de ruime beoordelingsmarge die de wetgever toekomt. Het kabinet heeft de ambitie uitgesproken om op termijn te komen tot een heffing over het daadwerkelijk genoten rendement; rondom Prinsjesdag rapporteert het kabinet over de voortgang.
Meer informatie: Parket van de Hoge Raad, 4 februari 2016 (gepubliceerd 16 februari 2016), ECLI:NL:PHR:2016:41
Geef een reactie