De inspecteur kan stellen dat de door hem gevraagde gegevens en inlichtingen aan de erven van de erflater van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van de erflater. Het is dan aan de erven om aannemelijk te maken dat zij – in hun hoedanigheid van erven – in redelijkheid niet over meer gegevens kunnen beschikken dan de gegevens die al zijn verstrekt.
Na het overlijden van de oprichter van een Curaçaose trust (een Stichting Particulier Fonds) verzocht de Nederlandse fiscus de erven van de erflater gegevens aan te leveren waarmee de rol van de erflater in de SPF duidelijk kon worden gemaakt. Deze informatie kon namelijk van belang zijn voor de (postume) belastingheffing van de erflater. Volgens de fiscus hadden de erven, namens de erflater, niet geheel voldaan aan de informatieverzoeken. De aangeleverde gegevens waren onvoldoende om een volledig inzicht te krijgen in de foundation. Er volgde daarom een informatiebeschikking. De erfgenamen gingen met succes in beroep. Rechtbank Gelderland vernietigde de informatiebeschikking, want die was volgens de rechter onvoldoende gemotiveerd. Hof Arnhem-Leeuwarden zag dat anders. De door de inspecteur gevraagde administraties waren namelijk op verzoek van een van de erven vanuit Curaçao overgebracht naar Nederland. Die erfgenaam had met instemming van de foundation ruim twee maanden feitelijk toegang tot deze administraties, en had in die periode hiervan kopieën gemaakt. Hij koos echter ervoor om helemaal niets aan de inspecteur te overleggen. Het hof achtte de schending van de inlichtingenplicht voldoende ernstig om een informatiebeschikking te rechtvaardigen. Het hof verklaarde het hoger beroep van de inspecteur daarom gegrond.
Wet: artikelen 47, 48, 49 en artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2 februari 2016 (gepubliceerd op 12 februari 2016), ECLI:NL:GHARL:2016:633
Geef een reactie