De fiscus hoeft voor de vaststelling van de verkrijgingsprijs van de ab-aandelen van een remigrant alleen step-up te verlenen als de remigrant voorafgaand aan de emigratie niet binnenlands of buitenlands belastingplichtig was in Nederland.
In 2013 verzocht een remigrant uit België de Nederlandse fiscus om de verkrijgingsprijs van zijn aandelen vast te stellen op de waarde in het economische verkeer per remigratiedatum (€ 611.640) met in achtneming van een step-up. De fiscus stelde de verkrijgingsprijs van die aandelen vast op de historische kostprijs van € 9.075. Over de waardeaangroei vanaf het moment van verkrijging van de aandelen tot het moment van remigratie, was in België geen belasting geheven over de aandelen. Rechtbank Den Haag oordeelde dat de verkrijgingsprijs moest worden vermeerderd (step-up) met de waardeaangroei van de aandelen voorzover deze aangroei was ontstaan in een periode dat de belastingplichtige in Nederland niet belastingplichtig was. Voor de beantwoording van de vraag of belanghebbende niet belastingplichtig was in Nederland moest worden getoetst aan het bestaan van zowel binnenlandse als buitenlandse belastingplicht. Dit blijkt uit de wetsgeschiedenis en doel en strekking van de regeling, maar is ook af te leiden uit het Engelandarrest van 11 november 1998. Nu belanghebbende tot aan de remigratie buitenlands belastingplichtig was voor de inkomstenbelasting, hoefde de fiscus geen step-up te verlenen.
Wet: artikel 4.25 Wet IB 2001 en artikel 16 derde lid, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 17 november 2015 (gepubliceerd op 8 februari 2016), ECLI:NL:RBDHA:2015:13754
Geef een reactie