Voor de beoordeling waar een belastingplichtige zijn hoofdverblijf heeft, wordt gekeken naar zijn centrale levensplaats. Dat is de plaats waar zich naar omstandigheden het middelpunt van zijn persoonlijke en economische belangen bevindt.
Belanghebbende had samen met haar zoon een woning gekocht. Echter, zij bleef in de GBA ingeschreven op het adres van haar huurwoning. Haar zoon had zich wel ingeschreven op het adres van de koopwoning. In haar aangifte inkomstenbelasting claimde belanghebbende in 2011 een aftrekpost voor de eigenwoningkosten.
Zowel Hof Amsterdam als Rechtbank Noord-Holland waren van mening dat belanghebbende geen recht had op aftrek van eigenwoningkosten omdat de koopwoning niet als hoofdverblijf diende. Volgens het hof was het hoofdverblijf van de belastingplichtige synoniem voor haar centrale levensplaats. Waar belanghebbende haar centrale levensplaats had, moest naar de omstandigheden beoordeeld worden. Het hof gaf aan dat hierbij beslissend was waar zich het middelpunt van de persoonlijke en economische belangen van de belastingplichtige bevond. Het hof kwam tot de conclusie dat de centrale levensplaats zich op de plaats van de huurwoning bevond. Belanghebbende stond nog ingeschreven op het adres van de huurwoning, waarvoor zij een verhuisvergoeding van de gemeente had gekregen, onder de voorwaarde dat het ging om permanente bewoning. Ook had zij een parkeervergunning voor bij de huurwoning. Daarnaast was haar huisarts gevestigd in de buurt van haar huurwoning. Aangezien een huisarts alleen patiënten binnen een bepaald postcodegebied in zijn praktijk mag hebben, kon het standpunt van belanghebbende niet meer staande worden gehouden.
Wet: Artikel 3.111 Wet Inkomstenbelasting 2001
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 17 mei 2016 (gepubliceerd 24 juni 2016), ECLI:NL:GHAMS:2016:1972
Geef een reactie