Aan artikel 66 lid 3 SW is niet expliciet terugwerkende kracht verleend. De onbeperkte navorderingsbevoegdheid ten aanzien van buitenlands vermogen geldt daarom alleen voor nalatenschappen waarbij de bevoegdheid tot navordering nog aanwezig was op 1 januari 2012.
Bij het overlijden van moeder in 1998 erfde haar kind onder andere Zwitserse banktegoeden en effecten. In de aangifte voor het recht van successie in 1999 was dit niet vermeld, maar hij maakte hiervan alsnog melding op 25 februari 2014 middels een vrijwillige verbetering. Naar aanleiding hiervan legde de inspecteur in september 2014 een navorderingsaanslag op. In lijn met Rechtbank Gelderland, oordeelde Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat deze navorderingsaanslag onterecht was opgelegd. Uit de tekst van artikel 66, lid 3 van de Successiewet (in werking getreden op 1 januari 2012) volgt geen onbeperkte terugwerkende kracht, in die zin dat onbeperkte navorderingsbevoegdheid ook zou gelden voor nalatenschappen waarvoor de navorderingsbevoegdheid op 1 januari 2012 al was vervallen. Om dit artikel toe te kunnen passen moest de bevoegdheid tot navordering nog aanwezig zijn bij de inwerkingtreding. Een ‘herleving’ van de navorderingsbevoegdheid zou zodanig ingrijpen in het wettelijk systeem, dat de wetgever expliciet terugwerkende kracht aan artikel 66 lid 3 SW had moeten verlenen om dit doel te bereiken. Dit is echter niet gebeurd. Het gerechtshof verklaarde het hoger beroep van de inspecteur daarom ongegrond.
Wet: artikel 16 Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 66 lid 3 Successiewet 1968
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31 mei 2016 (gepubliceerd 10 juni 2016), ECLI:NL:GHARL:2016:4208
Geef een reactie