Het hof bepaalde onterecht aan de hand van de omvang, verschijningsfrequentie en prijsbeleving van de abonnee dat de gehanteerde abonnementsprijs voor een katholiek weekblad een ‘commercieel tarief’ was. Volgens A-G IJzerman was voor de anbi-status van belang of de tarieven de integrale kostprijs te boven gingen om een voordeel te behalen.
In deze zaak streed een stichting die wekelijks een katholiek nieuwsblad uitgaf om de anbi-status te krijgen. Met succes volgens Rechtbank Gelderland en Advocaat-Generaal IJzerman, al dacht Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden daar eerder toch anders over. Volgens het hof werd met het blad niet het algemeen belang gediend, maar de consumptieve particuliere belangen van de abonnees. Naar de mening van de A-G kon de stichting in principe een algemeen belang beogen, gelet op haar statuten en feitelijke werkzaamheden. Het hof zou onjuist hebben geoordeeld dat de gehanteerde abonnementsprijs als commercieel tarief was aan te merken, verwijzend naar de omvang, verschijningsfrequentie, en de aanname dat abonnees deze prijs als min of meer gebruikelijk ervaarden. Voor het begrip ‘commerciële tarieven’ moest men uitgaan van de definitie in de toelichting op de Uitvoeringsregeling AWR: tarieven die de integrale kostprijs te boven gaan om een voordeel te behalen. Gezien het verlies dat de stichting jaarlijks leed met haar activiteiten, leek hiervan geen sprake. Daarbij meende de A-G dat het uitgeven van het weekblad was aan te merken als activiteit om te komen tot verwezenlijking van de statutaire doelstelling. Hij adviseerde de Hoge Raad daarom ook tot gegrondverklaring van het beroep van de stichting.
Wet: artikel 5b lid 1 onder a AWR, artikel 1a Uitvoeringsregeling AWR
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad, 26 mei 2016 (gepubliceerd 10 juni 2016), ECLI:NL:PHR:2016:444
Geef een reactie