Tegen het advies van A-G Wattel in oordeelde de Hoge Raad dat men bij bepaling van de buitenlandse winst voor aftrek ter voorkoming van dubbele belasting, geen rekening moest houden met interne royaltybetalingen van een buitenlandse vi ondanks dat deze zakelijk waren vastgesteld.
In deze zaak ging het om een Nederlands onderdeel van een internationaal concern op technisch gebied dat in 1996 voor ruim $ 63 miljoen het recht verwierf om een format wereldwijd te exploiteren. De tot dezelfde fiscale eenheid behorende Nederlandse dochtermaatschappij betaalde ten behoeve van haar Spaanse verlieslijdende vaste inrichting (vi) jaarlijks een franchise fee aan de Nederlandse moeder voor gebruik van dit format. Ter discussie stond of de Nederlandse moeder bij de berekening van inhaalverliezen in de zin van artikel 35 van het Besluit ter voorkoming dubbele belasting (zoals dat gold voor 2012) terecht de betaalde franchisefees buiten beschouwing had gelaten.
Sarakreek-arrest nog steeds relevant
In lijn met de rechtbank, maar tegen het advies van A-G Wattel in, oordeelde de Hoge Raad dat bij bepaling van de buitenlandse winst waarvoor aftrek ter voorkoming van dubbele belasting moest worden verleend, men geen rekening moest houden met interne royaltybetalingen zoals de franchisefees van de Spaande vi. Daaraan deed niet af dat de franchisefees at arm’s lenght waren vastgesteld, want op een dergelijke zakelijkheid doelde de Hoge Raad niet in het arrest uit 2005 over de allocatie aan een vi. Het Sarakreek-arrest was dus nog steeds relevant in het geval van royalties. De Hoge Raad kon zich echter niet vinden in de wijze waarop Rechtbank Zeeland-West-Brabant de afschrijvingskosten had bepaald waarbij rekening moest worden gehouden bij de winstbepaling van de vi. Bij de toerekening van de aanschafprijs moest de rechtbank volgens de Hoge Raad uitgaan van het aan de Spaanse markt toerekenbare aandeel van het destijds betaalde bedrag, en niet van het relatieve actuele nut van het format in Spanje en de andere landen waarin het werd gebruikt. De Hoge Raad verwees de zaak daarom voor de verdere afhandeling naar Rechtbank Gelderland.
Wet: artikel 15 Wet op de vennootschapsbelasting, artikel 7 Belastingverdrag Nederland – Spanje, artikel 35 Besluit voorkoming dubbele belasting (per 2012 vervallen)
Meer informatie: Hoge Raad, 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1031
Geef een reactie