De Italiaanse wet stelt het recht op btw-aftrek afhankelijk van de naleving van formele vereisten. Volgens het Europese Hof van Justitie is dit in overeenstemming met het EU-recht.
Tijdens een op 4 juli 2013 gestarte belastingcontrole stelde de fiscale opsporingsdienst van Italië vast dat een vennootschap voor de belastingjaren 2010 t/m 2013 niet in staat was de boekhouding of het btw-register te overleggen. Bij die controle kwam tevens aan het licht dat de vennootschap voor het belastingjaar 2010 facturen had opgemaakt, maar de btw-aangifte over dat jaar en de daaropvolgende jaren niet had ingediend. Voorts bleek dat de vennootschap de verplichting tot registratie van de opgestelde facturen niet was nagekomen.
Het verzuim van de formele verplichtingen bracht op grond van de Italiaanse btw-wetgeving mee dat er geen recht op btw-aftrek bestond. De Italiaanse rechter wendde zich tot het Europese Hof van Justitie met de vraag of het stellen van deze voorwaarden aan de btw-aftrek wel in overeenstemming is met het EU-recht.
Oordeel HvJ EU
Het Europese Hof van Justitie oordeelde dat de formele voorwaarden die Italië aan de btw-aftrek stelt niet in strijd zijn met het EU-recht. In het bijzonder kunnen volgens het Europese Hof van Justitie het uitblijven van een btw-aangifte en het niet-voeren van een boekhouding, alsook het niet-registreren van de opgemaakte en betaalde facturen, beletten dat de belasting juist wordt geheven. Hierdoor komt de goede werking van het gemeenschappelijke btw-stelsel in het gedrang. Daarom kunnen lidstaten volgens het Europese Hof van Justitie op grond van het EU-recht dergelijke verzuimen als belastingfraude beschouwen en in dergelijke gevallen recht op aftrek weigeren.
Meer informatie: Europese Hof van Justitie, 28 juli 2016, C‑332/15
Geef een reactie