De hoofdregel luidt dat gemeenschappelijke inkomensbestanddelen voor de helft opkomen bij fiscale partners. Volgens Rechtbank Gelderland kan de inspecteur dankzij de hoofdregel zijn 100%-toerekening aan de ene partner omzetten in een gelijke verdeling tussen de partners als de eerstgenoemde partner failliet gaat.
Het ging hier om een verkapte winstuitdeling van een bv die bestond uit de aankoop van een boot door een bv, waarbij de boot op naam kwam te staan van de toenmalige echtgenoot van de dga. Deze uitdeling vormde belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. De inspecteur koos ervoor om dit gemeenschappelijke inkomensbestanddeel volledig aan de man toe te rekenen. Het echtpaar ging in bezwaar en stelde dat geen sprake was van een verkapte winstuitdeling. Het echtpaar zei niets over een mogelijke andere verdeling van het gemeenschappelijke inkomen. Het bezwaar werd afgewezen. Toen de man failliet ging, besloot de inspecteur de correctie alsnog aan zowel de man als de vrouw toe te rekenen. Op dat moment wilden de vrouw en inmiddels haar ex-echtgenoot de correctie alsnog volledig toerekenen aan de man.
Gelijke verdeling als hoofdregel
De rechtbank oordeelde dat de vrouw en de man te laat waren met hun keuze om van de hoofdregel af te wijken. Vanwege zijn faillissement was de man al niet bevoegd om zelf die keuze te maken. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur op basis van de wet bevoegd was om bij de verdeling van het gemeenschappelijke inkomen de hoofdregel te volgen: aan ieder partner de helft.
Wet: artikel 2.17, derde lid Wet IB 2001 en artikel 23 Faillissementswet
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 18 augustus 2016 (gepubliceerd 23 augustus 2016), ECLI:NL:RBGEL:2016:4609
Geef een reactie