Onlangs heeft de Hoge Raad vraagtekens gezet bij een onderdeel van de renteaftrekbeperking in het geval van winstdrainage. Ten eerste stelt de Hoge Raad dat de omstandigheid dat mogelijk fiscale redenen een rol speelden in de keuze tussen financieren met eigen of vreemd vermogen niet van belang zijn bij de beoordeling van de zakelijkheid. Daarnaast heeft de Hoge Raad een prejudiciële vraag aan het Europese Hof van Justitie voorgelegd.
In deze zaak was een Nederlandse houdstermaatschappij die behoorde tot een Zweeds concern betrokken bij het van de beurs halen van een Italiaans concernvennootschap. In dit verband was nog een Italiaans vennootschap opgericht, waarin de Nederlandse houdster een belang verkreeg dat zij financierde met een concernlening. De Belastingdienst weigerde op grond van de antiwinstdrainagemaatregel de aftrek van de betaalde financieringsrente. De inspecteur hechtte volgens de Hoge Raad hierbij te veel waarde aan de mogelijkheid dat fiscale motieven een rol hadden gespeeld bij de keuze tussen eigen en vreemd vermogen. In beginsel is een belastingplichtige immers vrij in zijn keuze voor het financieren van een vennootschap waarin hij deelneemt. Veel belangrijker was de vraag of er zakelijke motieven waren om niet direct de aandelen van de Italiaanse beursvennootschap van de beurs te halen maar daarvoor een nieuwe vennootschap in te schakelen.
Beroep op Europese rechtspraak mogelijk?
Bovendien vroeg de Hoge raad zich af of de renteaftrekbeperking niet in strijd was met het Europees recht. In deze zaak vormden de schuldenaar en de schuldeiser namelijk geen fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Was dit wel het geval geweest, dan zou door de ‘fiscale consolidatie’ geen verband met zo’n kapitaalstorting zijn waar te nemen. De renteaftrek viel dan wel te genieten. De Hoge Raad wil nu weten of de Europese rechtspraak (Groupe Steria en Finanzamt Linz) zich verzet tegen deze uitkomst.
Wet: artikelen 10a, eerste lid, onderdeel c en derde lid en 15 Wet Vpb 1969
Meer informatie: Hoge Raad 8 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1350
Geef een reactie