Indien een werknemer tegen vergoeding afstand doet van zijn optierechten op aandelen, kwalificeert dat fiscaal als vervreemding van de optierechten volgens Hof Den Bosch.
Belanghebbende had aan een aantal werknemers optierechten toegekend. Het optierecht behelsde het recht tot het verkrijgen van certificaten van aandelen in een tot het concern behorende vennootschap. In het jaar 1999 werd besloten tot een beursgang. In dat kader sloten de optiehouders op 29 november 1999 een overeenkomst om geen gebruik te zullen maken van de optierechten. Voor het afstand doen van de optierechten ontvingen de optiehouders een vergoeding. Belanghebbende had deze vergoeding niet in de aangifte loonbelasting verwerkt. Naar aanleiding van een belastingcontrole besloot de inspecteur loonbelasting na te heffen over de vergoeding.
Oordeel Gerechtshof
Het hof was van oordeel dat de overeenkomst om geen gebruik te zullen maken van de optierechten in feite neerkwam op het doen van afstand van deze rechten. Op grond van de wetsgeschiedenis concludeerde het hof dat tegen een vergoeding verklaren geen gebruik te zullen maken van het optierecht moest worden gelijkgesteld met een vervreemding van het optierecht. Hierdoor was het behaalde vervreemdingsvoordeel dan ook belast voor de loonbelasting.
Wet: Artikel 10a Wet op de loonbelasting 1964
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28 april 2016 (gepubliceerd 27 juli 2016), ECLI:NL:GHSHE:2016:1706
Geef een reactie