Bij een sterk wisselend box 1 inkomen kan een ondernemer kiezen voor middeling. Hiermee wordt de belastingdruk verlaagd. Let wel op het drempelbedrag van € 545.
Fluctuerend inkomen
De economische situatie van een ondernemer kan door verschillende oorzaken wijzigen. Denk aan ondernemers in fluctuerende markten. Maar ook een ondernemer in een meer stabiele markt kan een piek in zijn fiscale winst meemaken als hij bijvoorbeeld een reserve moet laten vrijvallen. Financieel gezien kan zo’n piek in het inkomen aardig zijn, fiscaal valt dat een beetje tegen. Dit komt doordat het inkomen in box 1 progressief belast is. Het is mogelijk dat een ondernemer met een sterk wisselend inkomen in twee jaren alleen in de eerste schijf van 36,55% valt en in een derde jaar in de hoogste tariefschijf van 52%. Door de progressieve tarieven kan hij over deze drie perioden meer belasting verschuldigd zijn dan wanneer hij ieder jaar evenveel had verdiend. De belastingdienst komt de ondernemer hierin tegemoet met de middelingsregeling.
Middelingstijdvak
Een voorwaarde voor middeling is dat de ondernemer wel gedurende een tijdvak van drie aaneengesloten kalenderjaren binnenlands belastingplichtige is geweest (zogenaamde middelingstijdvak). Dit betekent dat een deeljaar geen onderdeel kan zijn van een middelingstijdvak. Echter, in het besluit van 23 juni 2014 (BLKB/2013/2058M) keurt de staatssecretaris goed dat het jaar van overlijden in het middelingstijdvak betrokken wordt, ondanks dat de overledene niet het gehele kalenderjaar binnenlands belastingplichtig was. Indien in het jaar van overlijden het inkomen hoog is door bijvoorbeeld een gouden handdruk, mag dat jaar onder voorwaarden toch betrokken worden in een middelingstijdvak.
Berekening
Nadat de ondernemer het middelingstijdvak heeft gekozen, wordt het belastbare inkomen uit werk en woning (box 1) van elk van de jaren in het middelingstijdvak berekend. Vervolgens vindt een optelling van deze inkomens plaats. De som wordt door drie gedeeld om zo een gemiddeld inkomen uit werk en woning te krijgen. Vervolgens berekent de ondernemer hoeveel belasting hij over het gemiddeld inkomen uit werk en woning moet betalen in de jaren van het middelingstijdvak. Daarbij mag hij geen rekening houden met de heffingskorting. Daarna vergelijkt hij deze herrekende belasting met de werkelijk betaalde belasting in het middelingstijdvak. Ook dan mag hij geen rekening houden met heffingskortingen. Is in een bepaald jaar geen aanslag opgelegd, dan wordt voor dat jaar de belasting gesteld op de voorheffingen over het inkomen uit werk en woning vermeerderd met de daarbij toegepaste heffingskortingen.
Een aandachtspunt hierbij is dat de Hoge Raad op 24 januari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:103) heeft geoordeeld dat bij de bepaling van de omvang van de middelingsteruggaaf rekening moet worden gehouden met de premies volksverzekeringen.
Verzoek om middeling
Voor zover het verschil tussen werkelijk betaalde belasting en herrekende belasting meer bedraagt dan € 545, kan de ondernemer een verzoek om middeling indienen bij de Belastingdienst. Dit verzoek moet in beginsel binnen 36 maanden ingediend worden nadat de aanslagen, voorheffingen en beschikkingen om geen aanslag op te leggen over de jaren van het middelingstijdvak onherroepelijk zijn geworden. De zaak is anders als de fiscus over een jaar van het middelingstijdvak navordert, naheft of bij beschikking een aanslag vermindert vanwege een verrekening van een box 1-verlies, terwijl op het moment van onherroepelijk worden van deze navorderingsaanslag, naheffingsaanslag of beschikking meer dan 34 van de 36 maanden verstreken zijn. In dat geval kan de ondernemer het verzoek indienen binnen twee maanden na het onherroepelijk worden van de navorderingsaanslag, naheffingsaanslag of beschikking. De inspecteur beslist via een beschikking of hij het verzoek honoreert of afwijst. Wie het niet eens is met de beschikking kan daartegen bezwaar aantekenen.
Geef een reactie