Eind september schetste staatssecretaris Wiebes van Financiën drie varianten voor de box 3 heffing. Hij laat ten minste één belangrijke variant die in de bijgevoegde internationale vergelijking wel voorkomt buiten beschouwing: de bronheffing.
Geschetste varianten
Wiebes stelt drie varianten voor (zie: Wiebes schetst drie varianten box 3-heffing):
-
een vermogensaanwasbelasting op alle vermogensbestanddelen;
-
een vermogenswinstbelasting;
-
jaarlijks achteraf vaststellen van het rendement voor elke vermogenstitel.
Deze varianten vereisen alle drie renseignering door de banken en voor andere vermogenstitels overeenkomstig door anderen. Nadeel is in dat geval bovendien dat die renseignering in een relatief kort tijdsbestek moet plaatsvinden, waar de resignerende instellingen er nu nog 14 maanden de tijd voor hebben. Immers uitsluitend de saldi van 1 januari van het betreffende (afgelopen) belastingjaar hoeven te worden gerenseigneerd.
Internationale vergelijking
Uit de internationale vergelijking blijkt dat box 3 een uniek systeem is. De meeste landen passen een vorm van belasten van het werkelijke rendement toe binnen de inkomstenbelasting. In aanvulling erop is vaak een vermogensbelasting. Afhankelijk van de vormgeving zijn er grote verschillen in ontwijkingsmogelijkheden en controle. Ook wordt onroerend goed om praktische redenen vaak anders behandeld dan sparen en beleggen. Grofweg is de systematiek die de landen hanteren voor sparen en beleggen in te delen in twee systemen.
Eerste variant
In het eerste systeem is gekozen voor renseignering door banken en vergelijkbare instellingen per belastingplichtige. De ontvangen gegevens worden vervolgens vaak opgenomen in een vooringevulde aangifte. Denemarken gaat hierin het verst. De belastingplichtige moet aangifte doen als hij wil afwijken van de vooringevulde aangifte. Van goedkeuren van de vooringevulde gegevens bij het doen van aangifte is geen sprake meer.
Tweede variant
De tweede variant is volkomen anders. Het wordt aan de financiële instellingen overgelaten om een bronbelasting te heffen. Vervolgens dragen die instellingen bronbelasting af. Controle richt zich in een dergelijk geval op de betreffende instellingen, waar boekenonderzoeken worden verricht.
Betere uitvoerbaarheid op termijn?
Uitsluitend in de voortgangsrapportage komt de tweede variant aan de orde. Deze wordt afgewezen met argumenten waarin de huidige wijze van belastingheffen centraal staat. Ook wordt het nog onvoldoende ontvangen van buitenlandse bankgegevens uitsluitend tegen deze variant ingebracht. Toch kan deze variant op termijn grote uitvoeringsvoordelen bieden. Een bronheffing is bijvoorbeeld ook gemakkelijk toe te passen door kleinere financiële instellingen en past gemakkelijk bij nieuwe ontwikkelingen zoals fintech. Ook biedt de variant als hij op een vergelijkbare wijze wordt vormgegeven als in Duitsland belastingplichtigen meer privacy, terwijl belastingheffing wel is gewaarborgd. Kortom: misschien toch verder onderzoek waard?
Geef een reactie