De (kwalitatieve) beoordeling of een vertrekregeling een regeling voor vervroegd uittreding is, is opnieuw actueel door het lopende overleg over de vertrekregeling van de Belastingdienst. Indien deze regeling (gedeeltelijk) kwalificeert als RVU-regeling dient de Belastingdienst een eindheffing van 52% te betalen. Gesproken wordt over € 70 miljoen. Dat zou een dure misrekening zijn gaf staatssecretaris Wiebes van Financiën al toe (Zie: Vertrekregeling Belastingdienst kost € 70 mln. extra en Wiebes erkent fouten vertrekregeling Belastingdienst).
Wet
De wet definieert een regeling als een regeling voor vervroegde uittreding als:
‘….een regeling die of een gedeelte van een regeling dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten doel heeft voorafgaand aan het ingaan van uitkeringen ingevolge een pensioenregeling of de Algemene Ouderdomswet te voorzien in een of meer uitkeringen of verstrekkingen ter overbrugging van de periode tot het ingaan van het pensioen of de uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet dan wel tot het aanvullen van uitkeringen ingevolge een pensioenregeling…..’
De inhoudingsplichtige dient over een uitkering op grond van een RVU-regeling of een bijdrage of premie aan een fonds met een zelfde doel een eindheffing van 52% af te dragen. Hij kan de inspecteur om beoordeling van een regeling vragen. De inspecteur beslist in dat geval bij een voor bezwaar vatbare beschikking.
Besluit
De Staatssecretaris gaf in een besluit van 8 december 2005 aan dat geen sprake is van vervroegde uittreding als de werknemer ontslagen wordt in verband met een reorganisatie. Vaak zal de reorganisatie aanleiding zijn voor een collectief ontslag. Als de werkgever bij een reorganisatie het personeelbestand afslankt op basis van het LIFO-beginsel of het afspiegelingsbeginsel, zal het collectieve ontslag niet vooral de oudere werknemers treffen. In dat geval kwalificeert de ontslagvergoeding niet als een RVU. Dit is anders als slechts werknemers vanaf een bepaalde leeftijd collectief ontslagen worden.
Bij individueel ontslag, bijvoorbeeld vanwege disfunctioneren, onverenigbaarheid van karakters of onenigheid over het te voeren beleid, zou de ontslaguitkering in beginsel ook niet tot doel hebben om een inkomensoverbrugging tot aan de pensionering te geven en dus niet worden gekwalificeerd als RVU-regeling. Dat werd slechts anders als blijkt dat voornamelijk oudere werknemers worden ontslagen.
Hoge Raad
Het besluit riep de vraag op of de intentie van de werkgever bij de regeling maakt dat een regeling al of niet als RVU-regeling wordt gezien. Dat is dus niet het geval. De Hoge Raad oordeelt dat het daarbij niet het (subjectieve) streven van de werkgever de regeling aan te bieden beslissend is, maar dat beslissend is waar de regeling (objectief gezien) toe strekt.
De Hoge Raad gaf deze interpretatie in het recente arrest over de vertrekregeling voor 57-plussers van de provincie Zeeland (zie: Hoge Raad maakt RVU duidelijk). Er is dus sprake van een regeling voor vervroegde uittreding indien de uitkeringen of verstrekkingen bedoeld zijn om te dienen ter overbrugging of aanvulling van het inkomen van de (gewezen) werknemer tot de pensioendatum. De beweegredenen van de inhoudingsplichtige om de uitkeringen of verstrekkingen aan te bieden doen in dit verband niet ter zake.
De beoordeling dient gemaakt te worden op het moment dat de regeling wordt ingesteld. Dat blijkt mede uit het feit dat om een beschikking kan worden gevraagd. Of een regeling als RVU wordt gekwalificeerd kan niet afhangen van de keuzes die individueel werknemers (daarna) maken om wel of niet aan de regeling deel te nemen.
Vertrekregeling Belastingdienst
Of dit laatste de Belastingdienst zelf helpt is nog maar de vraag. De vertrekregeling van de Belastingdienst kent verschillende varianten waaronder de mogelijkheid van directe afvloeiing buiten de rijksoverheid onder toekenning van een vergoeding. Er werd geen beoordeling vooraf gevraagd. Relatief veel oudere hoogopgeleide medewerkers kozen ervoor. Er is nog overleg over de beoordeling.
Wet: artikel 32ba, lid 6, Wet LB 1964, Besluit van 8 december 2005, nr. DGB2005/6722M
Geef een reactie