Als een belastingplichtige in zijn aangifte een te hoog bedrag aan voorheffingen opgeeft en daarom een te hoge voorlopige teruggaaf van belastingen krijgt, zal hij bij een herziening van die teruggaaf in de regel veel belastingrente moeten betalen. Een tijdige herziene aangifte kan dit voorkomen. Maar dan moet die herziene aangifte wel bij de inspecteur binnenkomen voordat hij de voorlopige aanslag heeft vastgesteld, aldus Rechtbank Gelderland.
Voorlopige aanslag IB/Vpb
Als een belastingplichtige voor de inkomstenbelasting (IB) of vennootschapsbelasting (Vpb) een voorlopige aanslag krijgt opgelegd, zal hij vaak ook belastingrente moeten vergoeden over het verschuldigde belastingbedrag. De achterliggende gedachte is dat de fiscus rente misloopt doordat de belastingbetaling pas plaatsvindt aan het einde van het tijdvak waarin het inkomen of de winst is opgekomen. De termijn waarover de fiscus belastingrente berekent, begint na zes maanden na het einde van het desbetreffende belastingtijdvak. De termijn eindigt op de dag vóór de dag waarop de voorlopige aanslag invorderbaar is. De heffingsrentetermijn is te verkorten door tijdig een voorlopige aanslag of een (herziene) aangifte in te dienen. De belastingrentetermijn eindigt dan uiterlijk veertien weken respectievelijk negentien weken na de ontvangst van het verzoek/de aangifte. Als de inspecteur het verzoek/de aangifte vóór de eerste dag van de vijfde respectievelijk vierde maand na het einde van het belastingtijdvak ontvangt, brengt hij geen belastingrente in rekening.
Herziening voorlopige aanslag IB/Vpb: verhoging
Als een herziening plaatsvindt van de voorlopige aanslag IB/Vpb omdat de verschuldigde belasting hoger uitvalt, moet de belastingplichtige meer belastingrente betalen. De inspecteur berekent deze rente enkelvoudig over het verschil tussen de herziene voorlopige aanslag en de vorige voorlopige aanslag. Ook nu begint de termijn te lopen nadat zes maanden zijn verstreken na het einde van het belastingtijdvak. De termijn eindigt op de dag vóór de dag waarop de extra te betalen belasting invorderbaar is. Als de herziening is vastgesteld conform een verzoek of aangifte van de belastingplichtige, eindigt de belastingrentetermijn uiterlijk veertien weken respectievelijk negentien weken na de ontvangst van het verzoek/de aangifte. Ook hier geldt dat de inspecteur geen belastingrente in rekening brengt als hij het verzoek/de aangifte tijdig ontvangt. Dat wil zeggen vóór de eerste dag van de vijfde respectievelijk vierde maand na het einde van het belastingtijdvak.
Herziene aangifte
Men kan dus met een herziene aangifte de belastingrente verlagen. Maar de herziene aangifte mag dan niet zo laat binnen komen bij de Belastingdienst, dat de inspecteur de informatie in deze aangifte niet meer kan meenemen. Zo had een vrouw in een zaak voor Rechtbank Gelderland in haar aangifte IB 2012 per abuis de ingehouden dividendbelasting van haar man opgegeven. Zij had haar aangifte verzonden op 17 december 2013 en diende op 11 februari 2014 een herziene aangifte in. Op die datum was de inspecteur al praktisch klaar met het berekenen van de voorlopige aanslag, die resulteerde in een forse teruggaaf voor de vrouw. Zij ontving de voorlopige teruggaaf nog geen twee weken later. Toen de inspecteur later de voorlopige aangifte corrigeerde, moest de vrouw nogal wat aan heffingsrente betalen. Maar de rechtbank vond dat terecht. De herziene aangifte was te laat ingediend om nog van nut te zijn bij het opleggen van de eerste voorlopige aanslag. Bovendien vond de rechter dat de belastingrente geen buitensporige last vormde omdat de vrouw en haar man toch een fors dividend hadden ontvangen.
Herziening voorlopige aanslag IB/Vpb: verlaging
Natuurlijk kan een herziening ook leiden tot een lagere aanslag of zelfs een negatieve aanslag IB of Vpb. In dat geval wordt de belastingrente verminderd. Als tussen de ontvangst van het verzoek of de aangifte meer dan acht respectievelijk dertien weken zijn verstreken, vergoedt de Belastingdienst de belastingrente. De belastingrente wordt dan enkelvoudig berekend over het tijdvak dat begint na acht/dertien weken na de ontvangst van het verzoek respectievelijk de aangifte van de belastingplichtige. Deze termijn begint echter niet eerder dan na het verstrijken van zes maanden sinds het einde van het belastingtijdvak. De belastingrentetermijn eindigt zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.
Navorderingsaanslag IB/Vpb
De Belastingdienst brengt ook belastingrente in rekening in geval van een navordering, mits minimaal zes maanden zijn verstreken na het einde van het desbetreffende belastingtijdvak. De inspecteur berekent de belastingrente enkelvoudig over een bepaald tijdvak. Dit tijdvak begint na zes maanden na afloop van het heffingstijdvak en eindigt op de dag vóór de dag waarop de aanslag invorderbaar is. Ook hier kan de belastingplichtige met een tijdige herziene aangifte de belastingrentetermijn verkorten. Vindt de navordering plaats aan de hand van een verzoek van de belastingplichtige, dan eindigt de belastingrentetermijn uiterlijk twaalf weken na ontvangst van het verzoek. De inspecteur mag geen belastingrente in rekening brengen als de aanslag IB of Vpb is vastgesteld conform een ingediende aangifte die vóór de eerste dag van de vierde maand na afloop van het belastingtijdvak is ingediend. Dit alles geldt in beginsel niet ten aanzien van te conserveren inkomen.
Wet: artikelen 30f, 30fa, 30fb, en 30fc AWR
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 31 maart 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:1745
Geef een reactie