Werknemers die een auto van de werkgever hebben, kunnen door een sluitende kilometeradministratie of ander bewijs een (hoge) bijtelling voorkomen. Door met die auto op vakantie te gaan, lopen ze het risico om voor het hele jaar een bijtelling te krijgen. Hoe kunnen werknemers dit voorkomen?
Elke werknemer die rijdt in een auto van zaak heeft in principe te maken met een bijtelling voor privégebruik. Die bijtelling is loon in natura, waarover de werkgever loonheffingen moet inhouden. Wanneer de werknemer geen privékilometers rijdt of minder dan 500 op jaarbasis, geldt geen bijtelling. De werknemer moet de afwezigheid van privékilometers overtuigend kunnen aantonen, ofwel doen blijken.
Auto van de zaak
Een werknemer kan door het bijhouden van een sluitende kilometeradministratie of op andere wijze aantonen dat hij minder dan 500 kilometer privé rijdt. Daardoor krijgt hij geen bijtelling voor privégebruik auto van de werkgever. Wanneer de werknemer geen andere auto heeft en hij gaat op vakantie dan is de kans groot dat hij daardoor meer dan 500 privékilometers rijdt. Dit heeft tot gevolg dat hij voor een heel jaar een bijtelling krijgt. Wat moet hij doen en wat vooral niet? Hoe kan hij op vakantie zonder hoge bijtelling?
Sluit geen huurovereenkomst met werkgever
Hof Arnhem-Leeuwarden heeft op 20 september 2016 (Hof Arnhem-Leeuwarden 20 september 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7593) een uitspraak gedaan, waarbij een werknemer voor de vakantieperiode een huurovereenkomst sloot met zijn werkgever om de auto tijdens de vakantie van de werkgever te huren. De werknemer had bijgehouden dat hij minder dan 500 kilometer per jaar had gereden aan niet-vakantie gerelateerde privékilometers en circa 3.000 aan vakantie gerelateerde privékilometers. Voor deze laatste kilometers betaalde de werknemer een vergoeding op basis van de huurovereenkomst aan zijn werkgever. Desondanks oordeelde het hof dat de door de werknemer gereden vakantiekilometers gewone privékilometers waren. De werknemer had het hele jaar de auto ter beschikking gehad. De huurovereenkomst voor de auto met de werkgever maakte dit niet anders. De werkgever moest voor die werknemer een volledige bijtelling toepassen.
Tijdelijk vervangende auto
De Vereniging van Nederlandse Autoleasemaatschappijen (VNA) heeft een uitvoeringsafspraak gemaakt met de Belastingdienst. Kern van deze uitvoeringsafspraak is dat de leasemaatschappij en zijn klant (de werkgever) overeenkomen dat de werkgever een tijdelijk vervangend leasevoertuig voor de duur van de reis van de werknemer mag leasen. De hoofdauto is de auto die de werknemer gedurende bijna het gehele jaar tot zijn beschikking staat. Deze mag dan tijdens de vakantieperiode niet ter beschikking staan aan de werknemer. De werkgever en werknemer moeten de afspraken hierover schriftelijk vastleggen en deze afspraken moeten realiteitswaarde hebben. Belangrijk is dat de werknemer de hoofdauto, de papieren en de middelen voor toegang tot en gebruik van de hoofdauto voor de vakantieperiode bij de werkgever of de leasemaatschappij inlevert. Voornoemde vastlegging moet in de loonadministratie worden opgenomen. Een dga zal deze regeling niet kunnen gebruiken, omdat twijfel kan bestaan over het vereiste realiteitsgehalte van de afspraak.
Uitvoeringsafspraak in strijd met de wet?
Overigens lijkt de uitvoeringsafspraak in strijd te zijn met de wettelijke regeling. Er is sprake van opvolgend privégebruik. Tijdens de vakantieperiode staat de hoofdauto niet meer ter beschikking. In dat geval moet voor het gehele jaar een bijtelling plaatsvinden gebaseerd op een gewogen gemiddelde van de cataloguswaarden van beide auto’s gedurende het jaar.
Tweede auto tijdens de vakantieperiode
Werkgevers die geen auto’s leasen, kunnen geen gebruik maken van de uitvoeringsafspraak van de VNA. Toch is het eenvoudig om ook de werknemer van die werkgever tijdens zijn vakantie een lagere bijtelling te laten krijgen. De werkgever kan tijdens de vakantie tijdelijk aan de werknemer een tweede auto ter beschikking stellen. Wanneer een werkgever tijdens de vakantieperiode tijdelijk twee auto’s tegelijk ter beschikking stelt aan zijn werknemer, ondergaat de bijtelling voor de hoofdauto geen wijziging. Voor de tweede auto geldt wel een bijtelling, maar die bijtelling is tijdsevenredig en alleen gebaseerd op de cataloguswaarde van die tweede auto. Anders dan de uitvoeringsafspraak van VNA is deze regeling ook door dga’s toe te passen.
Alternatieven
Heeft een dga of zijn partner een eigen auto? Dan is het wellicht mogelijk met die auto op vakantie te gaan. Een andere mogelijkheid is om een auto van iemand te lenen, te huren of zelf buiten de werkgever om een auto te leasen en met die auto op vakantie te gaan.
Wet: artikel 13bis Wet op de loonbelasting 1964
Handboek loonheffingen Belastingdienst van juni 2017: paragrafen 21.3.12 en 21.3.13
Geef een reactie