Per 1 januari 2018 krijgt iedereen te maken met de nieuwe forfaitaire rendementsheffing in box 3. De heffing in box 3 was al op 1 januari 2017 gewijzigd. Vooral laag renderend spaargeld wordt hoger belast. Het blijft hoe dan ook dus zaak om met het oog op de naderende peildatum 1 januari 2018 maatregelen te treffen om de box 3-heffing te minimaliseren. Een aantal mogelijke maatregelen komt voorbij in dit artikel.
Blijkens de nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2018 is voorgesteld om aansluiting te zoeken bij het daadwerkelijk behaalde rendement door voor het spaarrendement gebruik te maken van meer actuele cijfers. Voor het vermogensdeel tot € 100.000 weegt het spaardeel 67%, voor het vermogensdeel tussen € 100.000 en € 1.000.000 weegt het spaardeel 21% en voor het vermogensdeel boven € 1.000.000 weegt het spaardeel 0%. Daarnaast wordt het heffingsvrije vermogen verhoogd naar € 30.000. Voor de kleine spaarder treedt hier een lastenverlichting op, maar voor de vermogende particuliere spaarder is het des te meer zaak om vóór de peildatum (1 januari 2018) stappen te ondernemen om de heffing laag te houden. Waaraan kan worden gedacht?
Schulden creëren
Een eerste mogelijkheid om de rendementsgrondslag in box 3 te verlagen zou kunnen zijn het aflossen van eigenwoningschulden en/ of het aangaan van schulden. Bijvoorbeeld een financieringsschuld in verband met een box 3-pand, een consumptieve schuld, een schuld in verband met een alimentatieverplichting of een rekening-courantschuld bij de B.V. van hoger dan € 17.500. Maar in deze gevallen is de verlaging van de rendementsgrondslag meer een prettige bijkomstigheid dan een echte oplossing. De grens wordt uiteraard daar bereikt waar het aangaan van een schuld in de hoedanigheid van particulier c.q. dga onverantwoord wordt of elke realiteit ontbeert. Bovendien tellen belastingschulden (met uitzondering erfbelastingschulden) niet mee en geldt een schuldendrempel van € 3.000.
Belaste bezittingen omzetten in niet-bezittingen
Ook is het wellicht mogelijk om spaargeld om te zetten in een vermogensbestanddeel dat niet als box 3-bezitting wordt aangemerkt. Bij ‘niet-bezittingen’ moet gedacht worden aan roerende zaken die voor persoonlijke doeleinden worden ge- of verbruikt en niet hoofdzakelijk als belegging dienen. Dure consumptieartikelen zoals inboedel, boeken, auto’s, kleding en juwelen zijn dus geen box 3-bezittingen. Het is daarbij aan de inspecteur om te bewijzen dat sprake is van met het oog op beleggingsrendement aangehouden roerende zaken en derhalve bezittingen.
Omzetting in vrijgestelde bezittingen
De wet kent diverse vrijstellingen voor bepaalde bezittingen. Hierbij valt in eerste instantie te denken aan bossen, natuurterreinen en bepaalde landgoederen. Andere vrijgestelde bezittingen zijn artistieke en wetenschappelijke voorwerpen die niet hoofdzakelijk als belegging dienen. Voorwaarde is wel dat deze bezittingen in volle eigendom zijn. Uitlenen aan een museum of ander instituut is dan toegestaan. Tot slot kan gedacht worden aan investeringen in projecten die onder de Regeling Groenprojecten vallen, de groene beleggingen. Deze leveren ook een extra heffingskorting op van 0,7% van het geïnvesteerde en vrijgestelde kapitaal. Het kan dus interessant zijn om spaargeld om te zetten in vrijgestelde vermogensbestanddelen.
Inbrengen
Door laag renderend spaargeld onder te brengen in een B.V. verdwijnt het vermogen uit box 3 en realiseert men mogelijk ook nog een hoger nettorendement zonder extra risico. De B.V. kent een hogere gecombineerde belastingdruk van 40-44%, maar is effectief aantrekkelijker als de spaarder het fictieve rendement niet behaalt. Een open fonds voor gemene rekening (FGR) kan in dit verband voordeliger zijn. Er is dan sprake van een afgescheiden vermogen zonder rechtspersoonlijkheid of registratie- en publicatieplicht richting KvK. Voorwaarde voor de open FGR is dat sprake is van minimaal twee participanten en vrij verhandelbare participatiebewijzen. Onder voorwaarden kan een open FGR voor de VBI-status in aanmerking komen. Omdat een VBI is vrijgesteld van vennootschapsbelasting, betalen de participanten belasting op basis van een fictief rendement van 5,38% (2018). Zie onder andere: Vakblad Estate Planning 2016-43, ‘Het open Fonds voor Gemene Rekening’, J.J.A. Knol.
Schenken
Een andere mogelijkheid om de rendementsgrondslag verder te verlagen is het schenken van vermogen door ouders aan kinderen. Bij de kinderen hoeft dit tot het bedrag van het heffingsvrije vermogen niet tot heffing in box 3 te leiden en door vrij van recht te schenken kunnen de ouders de eventuele schenkbelasting ook nog eens voor hun rekening nemen. De schenking hoeft niet definitief te zijn, aangezien deze herroepelijk of onder ontbindende voorwaarde kan zijn. Genoeg mogelijkheden dus. Aan de slag!
Sdu Licent Academy organiseert 20 november 2017 een PE-Pitstop ‘Werken met de nieuwe box 3’, verzorgd door drs. Jeroen Knol. > meer info en aanmelden
Meer informatie: Nota van wijziging Belastingplan 2018, 34785, nr. 8
Geef een reactie