Op 27 maart 2017 verscheen een notitie van het ministerie van Financiën over de Nederlandse rulingpraktijk. Hierin staat voor welke structuren en met welke redenen de Belastingdienst een goedkeuring of zekerheid vooraf geeft aan internationaal opererende multinationals.
In de praktijk hebben internationaal opererende ondernemingen vooraf behoefte aan zekerheid over de Nederlandse fiscale gevolgen van voorgenomen rechtshandelingen die betrekking hebben op internationale concernstructuren. De Nederlandse Belastingdienst is bereid die zekerheid te geven. Het gaat hierbij om Advance Tax Ruling (ATR) en Advance Pricing Agreement (APA). Bij ATR gaat het om het verkrijgen van zekerheid over de Nederlandse fiscale behandeling ten aanzien van een aantal onderwerpen vanwege een internationale concernstructuur. Bij APA gaat het om de goedkeuring vooraf over de vaststelling van verrekenprijzen in internationaal verband. Wij laten de APA verder onbesproken. De reden dat het ministerie bereid is vooraf goedkeuring te geven, is vooral ingegeven door economische motieven. Door investeringen van buitenlandse concerns in Nederland is er extra opbrengst in de vorm van belastingen en extra werkgelegenheid. Enkele voorgelegde structuren bespreken we hierna.
Tussenhoudsteractiviteiten
Veel buitenlandse multinationals houden in Nederland een tussenhoudster aan. Dit doen zij vanwege de toepassing van de deelnemingsvrijstelling voor ontvangen dividenden van buitenlandse dochters. Bij betaling aan de buitenlandse moedermaatschappij, hoeft de Nederlandse tussenhoudster geen bronbelasting in te houden als de deelnemingsvrijstelling van toepassing is. Bij directe belangen van de buitenlandse moedermaatschappij in een buitenlandse dochtermaatschappij is bij ontvangst van dividenden van de dochter vaak winstbelasting verschuldigd. En bij uitkering van dividenden is vaak bronbelasting aan de orde. Een speciale vorm van tussenhoudster is de structuur waarbij een multinational in Nederland gebruik maakt van een coöperatie als tussenhoudster. Een coöperatie is onder voorwaarden niet inhoudingsplichtig voor dividendbelasting. Sinds 1 januari 2012 geldt een anti-misbruik bepaling en geldt een inhoudingsplicht voor coöperaties. Dat is het geval als geen sprake is van een reële ondernemingsstructuur.
Kwalificatie hybride financieringsvormen en hybride entiteiten
Hybride financieringsvormen hebben kenmerken van zowel een lening als kapitaal. Daarbij kan een mismatch voorkomen tussen landen, als het ene land de rente ziet als aftrekbare rente en het andere als (onbelast) dividend. Dubbele belastingheffing of geen belastingheffing over de rente is het gevolg. Door internationale ontwikkelingen neemt het belang van rulings voor deze categorie af. Als de rente in het ene land aftrekbaar is, is de moeder/dochterrichtlijn niet meer van toepassing in het andere land, dus is daar de rente belast.
Er kan ook sprake zijn van zogeheten hybride eniteiten. Naar buitenlands recht opgerichte rechtspersonen of samenwerkingsverbanden kunnen beoordeeld naar Nederlandse maatstaven fiscaal transparant zijn. Bij een transparante entiteit worden de inkomsten rechtstreeks toegerekend aan de participanten. Bij niet-transparante entiteit kan sprake zijn van een deelneming, waarop de deelnemingsvrijstelling van toepassing is. Bij de beoordeling van rechtsvormen kunnen mismatches voorkomen. Een samenwerkingsverband kan in het ene land kwalificeren als transparant en in het andere land als niet-transparant.
C.V./B.V.-structuren
Populair bij multinationals uit de Verenigde Staten zijn C.V./B.V.-structuren. Dit land kent geen deelnemingsvrijstelling. Echter, een aldaar gevestigde multinational is pas belasting verschuldigd over dividend na ontvangst van de daadwerkelijke betalingen. Bij een C.V./B.V.-structuur heeft een in de Verenigde Staten gevestigde commanditaire vennootschap (C.V.) een deelneming in een Nederlandse B.V. Een besloten C.V. is voor Nederlandse belastingdoeleinden transparant. De Nederlandse fiscus rekent betalingen aan de C.V. direct toe aan de achterliggende participanten, de groepsvennootschappen die zijn gevestigd in de Verenigde Staten. Voor de wetgeving in de Verenigde Staten is een C.V. niet transparant. Volgens die wet is de C.V. dus zelfstandig belastingplichtig. Belastingheffing in de Verenigde Staten is pas aan de orde als de C.V. daadwerkelijk tot uitkering aan de in de Verenigde Staten gevestigde groepsvennootschappen overgaat.
Informeel kapitaal
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moeten op basis van het ‘at arm’s length’-beginsel voordelen die een vennootschap ontvangt vanwege aandeelhoudersmotieven voor de winstberekening worden geëlimineerd. In de notitie staan twee basisvormen, te weten informeel kapitaal in de kostensfeer en in de vermogenssfeer. Bij de eerste categorie kunt u denken aan een renteloze lening. Als het zakelijk is dat een rente zou zijn bedongen, staat de Nederlandse fiscus toe dat de vennootschap rente imputeert. Hiertegenover staat echter geen ontvangen rente bij de buitenlandse aandeelhouder. Een situatie van de tweede categorie is die waarin een Nederlandse vennootschap van haar buitenlandse aandeelhouder activa om niet of tegen een te lage vergoeding krijgt. Bij de buitenlandse aandeelhouder vindt geen heffing plaats over de waarde in het economische verkeer van het overgedragen activum, terwijl in Nederland dit activum voor de economische waarde op de balans komt te staan en de Nederlandse vennootschap hierover mag afschrijven. Ondanks dat de Nederlandse fiscus ziet dat er internationaal gezien onzakelijk is gehandeld, stelt zij de buitenlandse autoriteiten hiervan niet actief op de hoogte. In de toekomst gaat dat wel gebeuren!
Financierings- en royalty-activiteiten
Door het tussenschakelen van een Nederlands dienstverleningslichaam, waarvan de werkzaamheden hoofdzakelijk bestaan uit het binnen concernverband ontvangen en betalen van rente, royalty’s, huur of leasetermijnen, bespaart het concern bronheffingen. Nederland kent op voornoemde betalingen namelijk geen bronheffingen. In het buitenland kent men die wel.
Principaalstructuren
Bij principaalstructuren is sprake van een centraal aangestuurde organisatie, waarbij soortgelijke functies geclusterd zijn en centraal worden aangestuurd. Bijvoorbeeld centrale aansturing voor inkopen, verkopen, R&D en productie in een groot geografisch gebied. Dit centrale punt noemt men ook wel principaal. De principaal heeft recht op overwinsten en verliezen. Aan de fabrieken en verkooporganisaties komt een beperkte beloning toe. Vaak ook komen de principaalstructuren voor in combinatie met C.V./B.V.-structuren of met informeel kapitaal. In het eerste geval heeft een multinational haar verkooprechten of andere immateriële activa ondergebracht in een hybride C.V. of laag-belast buitenlands lichaam. Dit lichaam verleent Nederland het recht op te treden als principaal. De Europese omzet minus zakelijke vergoeding wordt in Nederland verantwoord. De multinational keert het meerdere uit aan de C.V. of het laag-belaste lichaam. Bij een principaalstructuur met informeel kapitaal verplaatst een multinational een substance-volle principaal activiteit naar Nederland om niet of tegen een onzakelijk lage prijs. Vanwege deze onzakelijk lage prijs is sprake van informeel kapitaal.
Meer informatie: De brief van het Ministerie van Financiën van 27 maart 2017 en de notitie ‘De APA/ATR-praktijk Notitie over de meest voorkomende verschijningsvormen’
Meer informatie: The Amsterdam Seminar on State Aid and Taxation in the EU – 23-6-2017
Geef een reactie