Als een bestuurder van een vennootschap, waarvan de zetel naar het buitenland wordt overgeplaatst, hierop maar een zeer beperkte invloed kon uitoefenen, is hij volgens Advocaat-generaal (A-G) IJzerman niet aansprakelijk te stellen.
Aansprakelijkheid rijksbelastingen
Als een lichaam geen rechtspersoonlijkheid heeft, zijn de bestuurders van dat lichaam hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de rijksbelastingen die dat lichaam is verschuldigd. Hetzelfde geldt als het lichaam wel rechtspersoonlijkheid heeft, maar niet volledig rechtsbevoegd is. Voor zover de bestuurder aannemelijk kan maken dat het niet voldoen van de rijksbelasting niet aan hem is te wijten, ontloopt hij de aansprakelijkheid op grond van deze bepaling.
Gewone bestuurdersaansprakelijkheid
Een belangrijke vorm van aansprakelijkheid voor bestuurders is de ‘gewone’ bestuurdersaansprakelijkheid van artikel 36 Invorderingswet 1990. Op grond van deze bepaling kan de ontvanger van de belastingen een bestuurder van een rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk voor door de rechtspersoon verschuldigde bedragen aan:
- loonbelasting;
- omzetbelasting;
- accijns;
- diverse verbruiksbelastingen (bijvoorbeeld de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken);
- bepaalde milieuheffingen; en
- de kansspelbelasting.
Begrip bestuurder
Voor wat betreft de bestuurdersaansprakelijkheid dient men het begrip ‘bestuurder’ ruim op te vatten. Hieronder wordt verstaan:
- de formele bestuurder, dat wil zeggen de statutaire bestuurder;
- de feitelijke bestuurder;
- de gewezen bestuurder;
- de bestuurder van het lichaam dat als bestuurder van een ander lichaam optreedt.
Meldingsregeling
Zodra een rechtspersoon niet in staat is de belastingen en premies te voldoen moeten bestuurders deze betalingsonmacht melden bij de uitvoeringsinstanties, de Belastingdienst en bedrijfspensioenfondsen. Bij de melding moeten de bestuurders aangeven voor welke aangiftes en/of aanslagen zij de melding doen. Zij moeten daarbij ook inzicht verschaffen over de omstandigheden die hebben geleid tot de betalingsonmacht. Een melding is alleen rechtsgeldig als dit schriftelijk heeft plaatsgevonden.
Dubbele bewijslast
Als de bestuurders de betalingsonmacht niet rechtsgeldig melden, treedt een wetsvermoeden in werking. Het niet betalen van belasting en premies wordt dan geacht te wijten te zijn aan de bestuurder door kennelijk onbehoorlijk bestuur gedurende de drie voorafgaande jaren, gerekend vanaf het tijdstip waarop het lichaam in gebreke is. De bestuurder mag tegenbewijs leveren, maar heeft wel een dubbele bewijslast. Hij moet eerst aannemelijk maken dat het niet aan hem was te wijten dat het lichaam de melding niet (rechtsgeldig) heeft gedaan. Pas als dit hem lukt, kan hij proberen het vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur te weerleggen. Ex-bestuurders hoeven niet eerst aannemelijk te maken dat men hen geen verwijt kan maken ten aanzien van het achterwege blijven van een melding.
Aansprakelijk gesteld lichaam
Daarnaast is een bestuurder aansprakelijk voor de door het lichaam belopen aansprakelijkstellingen, bijvoorbeeld uit hoofde van de inleners- of ketenaansprakelijkheid of voor de schulden van de fiscale eenheid voor de omzetbelasting. De ontvanger kan een bestuurder zelfs aansprakelijk stellen voor de boete, rente en kosten. In dat geval zal de ontvanger echter aannemelijk moeten maken dat het belopen van de boete, rente en kosten door het lichaam (mede) te wijten is aan de bestuurder.
Verplaatsing vennootschap
Als de vestigingsplaats van een vennootschapsbelastingplichtig lichaam wordt verplaatst van Nederland naar het buitenland, is ook sprake van hoofdelijke aansprakelijkheid. Deze aansprakelijkheid ziet op de vennootschapsbelasting en dividendbelasting en treft iedereen die was belast met de verplaatsing. Doorgaans zullen dit de bestuurders zijn. Ook hier geldt dat iemand niet aansprakelijk is voor zover hij aannemelijk maakt dat hem geen blaam treft voor het achterwege blijven van de belastingbetaling.
Bestuurder met weinig invloed
Een bestuurder is evenmin in het kader van een zetelverplaatsing aansprakelijk te stellen als hij niet feitelijk was belast met de zetelverplaatsing. Zo stelde een man, die als bestuurder van een naar Israël verplaatste B.V. aansprakelijk was gesteld, dat hij niet was belast met deze zetelverplaatsing. Een medebestuurder was daarvoor verantwoordelijk. De man had namens een Nederlands trustkantoor alleen maar voor de B.V. gewerkt omdat die B.V. alleen in Nederland kon zijn gevestigd als een bestuurder in Nederland woonde of was gevestigd. De feitelijke positie van de man was dus erg bescheiden, zo concludeerde de A-G. De A-G adviseert de Hoge Raad daarom de aansprakelijkstelling van de man te vernietigen.
Wet: artikelen 33, 36, 36b, 41 en 49, eerste lid IW 1990
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad, 7 maart 2017 (gepubliceerd 31 maart 2017), ECLI:NL:PHR:2017:200
Geef een reactie