Een beëindigingsvergoeding is geen onmiddellijke tegenprestatie voor verrichte arbeid. Het vormt daarom geen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking waarover men de arbeidskorting mag toepassen.
Systeem van de heffingskorting
Wie gedurende (een deel van) het kalenderjaar een binnenlands belastingplichtige of een kwalificerende buitenlands belastingplichtige is, heeft in beginsel recht op een vermindering van zijn verschuldigde inkomstenbelasting/PVV met de heffingskorting. De Belastingdienst verdeelt de heffingskorting over de bestanddelen van de eerste schijf inkomstenbelasting/PVV, in 2017 te weten:
- de inkomstenbelasting (8,90%);
- de algemene ouderdomsverzekeringen (17,90%);
- de nabestaandenverzekering (0,10%); en
- de verzekering wet langdurige zorg (9,65%).
Vooralsnog zijn AOW-gerechtigden niet verzekerd voor de algemene ouderdomsverzekeringen. Zij moeten daarom het bedrag van een onderdeel van de heffingskorting vermenigvuldigen met ongeveer 51,03% tenzij anders is aangegeven. Het percentage van 51,03% is de uitkomst van (36,55% -/- 17,9%)/36,55%. De algemene heffingskorting is bijvoorbeeld € 2.254 voor niet-AOW-gerechtigden en € 1.151 voor AOW-gerechtigden (bedragen 2017).
Standaardheffingskorting
De standaardheffingskorting bestaat voor 2017 uit de volgende elementen:
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting;
- de werkbonus;
- de inkomensafhankelijke combinatiekorting;
- de jonggehandicaptenkorting;
- de ouderenkorting;
- de alleenstaande ouderenkorting; en
- de korting voor groene beleggingen.
Niet iedereen heeft recht op alle elementen van de heffingskorting. Aan sommige heffingskortingen zijn nadere voorwaarden verbonden.
Arbeidsgerelateerde heffingskortingen
De arbeidskorting, de werkbonus en de inkomensafhankelijke combinatiekorting zijn alleen van toepassing als de belastingplichtige inkomsten uit arbeid geniet. Arbeidsinkomen omvat niet alleen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking, maar ook winst uit onderneming en resultaat uit overige werkzaamheden.
Beëindigingsvergoeding
In een zaak voor Hof Den Bosch had een werknemer zijn ontvangen beëindigingsvergoeding in zijn aangifte inkomstenbelasting opgegeven als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Daardoor werd in de inkomstenbelasting de arbeidskorting ook over deze vergoeding berekend. Dit leverde de werknemer een arbeidskorting op van € 1.611, terwijl zijn ex-werkgever een arbeidskorting had toegepast van maar € 131. Toen de inspecteur het verschil wilde navorderen, ging de werknemer in beroep. Het hof bevestigde dat de beëindigingsvergoeding geen directe tegenprestatie voor verrichte arbeid was. Het was meer een vergoeding voor het voorheen hebben verricht van arbeid. De werknemer had daarom de arbeidskorting niet mogen berekenen over de beëindigingsvergoeding en mocht de fiscus navorderen.
Arbeidskorting
De arbeidskorting bedraagt in 2017:
- 1,772% van het arbeidsinkomen. De uitkomst bedraagt maximaal € 165; plus
- 28,317% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 9.309. Deze vermeerdering bedraagt hoogstens € 3.058; minus
- 3,6 % van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 32.444. De arbeidskorting kan echter niet negatief worden.
Zolang het arbeidsinkomen de € 32.444 niet overschrijdt, bedraagt zij minstens de toegekende arbeidskorting over het loon dat volgens vastgestelde loonbelastingtabellen wordt belast. Maar ook dan kan de heffingskorting niet meer bedragen dan € 3.223.
Werkbonus
Als een belastingplichtige met arbeidsinkomen aan het begin van 2017 tussen de 63 en 64 jaar oud is, heeft hij recht op de werkbonus. Deze bedraagt:
- 58,1% van het deel van het arbeidsinkomen dat de € 17.327 overschrijdt. Deze uitkomst bedraagt maximaal € 1.119. Vervolgens wordt de uitkomst verminderd met
- 10,567% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 23.104. Deze vermindering kan de werkbonus niet negatief maken.
Inkomensafhankelijke combinatiekorting
Een belastingplichtige heeft recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting als:
- hij recht heeft op de zelfstandigenaftrek of een arbeidsinkomen heeft van meer dan € 4.895;
- in 2017 gedurende zes maanden of langer een kind, dat aan het begin van het jaar jonger is dan twaalf jaar, op hetzelfde woonadres (al dan niet per fictie) als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen, en
- hij in het kalenderjaar geen partner heeft of een partner heeft met een lager arbeidsinkomen.
Als twee partners hetzelfde arbeidsinkomen hebben, heeft alleen de oudste partner recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De inkomensafhankelijke combinatiekorting bedraagt € 1.043 plus 6,159% van het arbeidsinkomen voor zover dat de € 4.895 overschrijdt. Deze heffingskorting is gemaximeerd op € 2.778.
Wet: artikelen 2.7, eerste lid, 8.1, eerste lid, onderdeel e, 8.2, 8.3, 8.4, 8.5, 8.6, 8.11, 8.12 en 8.14a Wet IB 2001
Meer informatie: Hof Den Bosch 17 februari 2017 (gepubliceerd 26 april 2017), ECLI:NL:GHSHE:2017:573
Geef een reactie