Vanaf 1 april 2012 staan er in de Wet omzetbelasting 1968 nieuwe btw-regels voor reisbureaus. De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit opgesteld dat extra toelichting geeft op de gevolgen van de wetswijziging. Dit besluit bevat ook ‘overgangsrecht’.
Reisbureaus
De reisbureauregeling ziet niet op alle ondernemingen die in het spraakgebruik reisbureaus worden genoemd. Voor de regeling is een onderneming pas een reisbureau voor zover:
- zij op eigen naam tegenover de reiziger handelt; en
- zij voor de totstandkoming van de reizen gebruikmaakt van leveringen van goederen en diensten van andere ondernemers.
Een onderneming is geen reisbureau als zij alleen maar als tussenpersoon namens de reisorganisator reizen verkoopt zonder op eigen naam tegenover de reiziger te handelen. Het toelichtend besluit spreekt in dat geval van een reisagentschap.
Btw-grondslag
Een reisbureau berekent de btw in verband met de reisdiensten over de winstmarge per aangiftetijdvak of over de winstmarge per reis. De keuze is aan het reisbureau. In beide gevallen is de omzetbelasting niet inbegrepen in de winstmarge. De winstmarge per aangiftetijdvak is het verschil tussen de som van de vergoedingen inclusief btw in dat tijdvak voor de reisdiensten en de werkelijke kosten voor goederen en diensten van andere ondernemers in dat tijdvak voor zover deze goederen en diensten rechtstreeks ten goede zijn gekomen aan de reiziger. De winstmarge per reis is het verschil tussen de vergoeding inclusief omzetbelasting voor de reisdienst en de werkelijke kosten voor goederen en diensten van andere ondernemers in dat tijdvak voor zover deze goederen en diensten rechtstreeks ten goede zijn gekomen aan de reiziger. Deze regelingen gelden niet voor de zogenoemde ‘eigen’ prestaties. Dit zijn (ingekochte) goederen en diensten die het reisbureau niet direct doorverkoopt aan de reiziger, maar daar eerst aanvullende prestaties aan toevoegt.
Geen btw-aftrek
Een reisbureau kan de btw op de geleverde prestaties van andere ondernemers niet aftrekken, als deze prestaties rechtstreeks ten goede zijn gekomen aan de reiziger. Bij de berekening van de btw-grondslag houdt het reisbureau immers al rekening met deze btw.
Negatieve winstmarge
Een reisbureau dat aangifte doet op basis van de winstmarge per aangiftetijdvak, kan een negatieve tijdvakwinstmarge verrekenen met een positieve tijdvakwinstmarge of optellen bij een negatieve tijdvakwinstmarge van het volgende belastingtijdvak. Na afloop van een kalenderjaar stelt men voor dat kalenderjaar de tijdvakwinstmarge op jaarbasis vast. Het reisbureau kan een eventueel negatief jaarsaldo doorschuiven naar het daaropvolgende kalenderjaar. Als door deze doorschuiving een positief jaarsaldo vermindert, kan het reisbureau de btw over deze vermindering terugvragen. Het reisbureau moet het verzoek indienen binnen zes maanden na afloop van het desbetreffende kalenderjaar. De Belastingdienst zal het bedrag van de teruggaaf eerst vaststellen in een beschikking. Als het reisbureau het niet eens is met deze beschikking, kan zij daartegen in bezwaar en/of beroep gaan. Reisbureaus die de btw berekenen over de winstmarge per reis, halen in beginsel alleen een negatieve reismarge als zij de reizen onder kostprijs aanbieden. In dat geval hoeven zij geen btw voor deze reis af te dragen, maar er bestaat evenmin een recht op teruggaaf of op verrekening.
Splitsing
Als het reisbureau reisonderdelen inkoopt van ondernemers buiten de Europese Unie (EU), vallen de bijbehorende diensten van het reisbureau onder het tarief van 0%. Voor zover de reisonderdelen binnen de EU worden verricht, moeten Nederlandse reisbureaus het normale tarief van 19% toepassen. Dit systeem heeft als gevolg dat het reisbureau een splitsing moet maken als de reis binnen de EU begint naar een bestemming buiten de EU of omgekeerd. Omdat een dergelijke splitsing nogal lastig is, keurt de staatsecretaris van Financiën goed dat het 0%-tarief geldt voor de hele reis. Deze goedkeuring geldt alleen onder de volgende voorwaarden:
- het personenvervoer vindt plaats per vliegtuig of boot;
- dit personenvervoer vindt plaats op basis van één ticket dat het reisbureau van een andere ondernemer heeft ingekocht; en
- het personenvervoer per boot betreft een rechtstreekse reis tussen Nederland en een land buiten de EU of vice versa. Het ‘rechtstreekse’ karakter van de reis gaat niet verloren als de boot aanlegt in andere havens binnen de EU zodat nieuwe reizigers kunnen opstappen, mits eerder opgestapte reizigers de boot niet mogen verlaten.
Bootreizen, waarbij de eerder opgestapte reizigers de boot mogen verlaten als deze aanlegt bij een opstapplaats voor andere reizigers heeft bereikt, kwalificeren als (zee)cruises. Voor een (zee)cruise geldt dat de winstmarge die is toe te rekenen aan het deel van de reis dat binnen de EU wordt afgelegd, onder het normale btw-tarief valt.
Overgangsrecht
Een reisdienst vindt plaats op het moment waarop de reis is voltooid. Als een reis een vertrekdatum heeft vóór 1 april 2012 en een terugkomstdatum na 1 april 2012 is het lastig te bepalen voor welk deel de oude of de nieuwe regeling geldt. Bij wijze van overgangsrecht keurt de staatssecretaris daarom goed dat het reisbureau aansluit bij de vertrekdatum. Voor deze reizen geldt dus de oude regeling.
Reisagentschappen
Reisagentschappen vallen strikt genomen niet onder de reisbureauregeling. In zijn toelichtend besluit noemt de staatssecretaris ook zijn standpunt over een reisagentschap dat bemiddelt tussen een reisbureau en een reiziger en zijn vergoeding ontvangt van de reiziger. Dit reisagentschap mag bij het bepalen van de plaats van dienst aansluiten bij de onderliggende reisdienst van het reisbureau.
Wet: artikelen 28z, 28zb, 28zd, 28ze en 28zg OB 1968
Meer informatie: ministerie van Financiën, 22 maart 2012 (gepubliceerd 30 maart 2012), nr. BLKB 2012/272M
Geef een reactie