Ouders en degenen die een kind verzorgen met wie zij op één adres wonen hebben onder voorwaarden recht op ouderschapsverlof en daarmee ook op de ouderschapsverlofkorting. Daarbij is het onder bijzondere omstandigheden toegestaan dat het kind op een ander adres staat ingeschreven.
Recht op ouderschapsverlof
Wie één of meer kinderen heeft of verzorgt, heeft voor ieder kind recht op ouderschapsverlof. Een werknemer kan ook ouderschapsverlof krijgen voor een adoptiekind, pleegkind of stiefkind. Het kind moet dan wel bij hem wonen. Het recht op verlof is beperkt tot de periode waarin het kind jonger is dan acht jaar. Bovendien moet de werknemer minstens één jaar in dienst zijn om ouderschapsverlof te kunnen krijgen. Er is echter een wetsvoorstel ingediend waarin onder andere deze eis komt te vervallen.
Onbetaald verlof
De wet kent werknemers een recht op ouderschapsverlof, maar ouderschapsverlof is wel een onbetaald verlof. Werknemers krijgen dus geen salaris voor de uren waarin zij ouderschapsverlof hebben opgenomen. Werknemers en werkgevers kunnen eventueel afspraken maken die anders luiden. Ook in een cao kunnen de partijen andere regels overeenkomen. Een werknemer bouwt tijdens het onbetaald ouderschapsverlof geen vakantiedagen op.
Duur ouderschapsverlof
De duur van het ouderschapsverlof van de werknemer is afhankelijk van zijn dienstverband. Sinds 1 januari 2009 hebben ouders recht op ouderschapsverlof van 26 maal hun wekelijkse arbeidsduur. Zij kunnen dit verlof per week opnemen gedurende een aaneengesloten periode van hoogstens twaalf maanden. Het aantal uren verlof per week bedraagt hoogstens de helft van de arbeidsduur per week. Voor ouderschapsverlof dat al is ingegaan vóór 1 januari 2009, geldt overigens een totale verlofduur van 13 weken. Een werkgever mag zijn werknemer nooit weigeren ouderschapsverlof op te nemen. De werkgever mag wel bezwaar maken tegen de verdeling die de werknemer voorstelt.
Afwijkend ouderschapsverlof
De werknemer kan de werkgever verzoeken om:
- verlof voor een langere periode dan twaalf maanden,
- het verlof op te delen in hooguit zes perioden. Daarbij bedraagt iedere periode minstens een maand, of
- meer uren verlof per week dan de helft van de arbeidsduur per week.
De werkgever mag dit verzoek afwijzen als een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang bij instemming met het verzoek in het gedrang zou komen.
Schriftelijk verzoek
De werknemer moet minstens twee maanden voordat hij het verlof wil laten ingaan, schriftelijk een verzoek bij de werkgever indienen. De werknemer moet de volgende gegevens opnemen in het verzoek:
- op welke datum het verlof ingaat (of de vermoedelijke datum, als dat afhankelijk is van het eind van een eventueel bevallingsverlof);
- hoeveel verlof hij wil opnemen;
- op welke werkdagen hij het verlof wil opnemen;
- hoe lang de verlofperiode gaat duren.
Vervallen verlof
Bepaalde omstandigheden kunnen ervoor zorgen dat het ouderschapsverlof eindigt, waarbij een resterend recht op ouderschapsverlof komt te vervallen. Dit is bijvoorbeeld het geval als:
- het desbetreffende kind tijdens het ouderschapsverlof acht jaar wordt;
- de werknemer het verlof in één keer heeft opgenomen, maar in de tussentijd verandert van werkgever. Als de werknemer het verlof in delen heeft opgenomen maar in de tussentijd een nieuwe baan vindt, behoudt hij zijn verlof. Hij kan het resterende ouderschapsverlof opnemen bij zijn nieuwe werkgever; of
- de werknemer het ouderschapsverlof om een andere reden dan zwangerschap, bevalling of adoptie stopzet of onderbreekt.
Ouderschapsverlof en ziekte
Wanneer een werknemer ziek wordt tijdens het ouderschapsverlof, betaalt de werkgever alleen de uren door waarin hij zou werken. Het ouderschapsverlof loopt gewoon door, ook als de werknemer ziek is door zwangerschap of bevalling. Als een werknemer wordt ontslagen, stopt het verlof op de eerste dag van zijn werkloosheid.
Ouderschapsverlofkorting
Wie in een kalenderjaar gebruik maakt van zijn recht op ouderschapsverlof, mag in zijn aangifte inkomstenbelasting de ouderschapsverlofkorting toepassen. Dit is een onderdeel van de heffingskorting. De ouderschapsverlofkorting bedraagt per uur ouderschapsverlof 1/8 van 50% van het wettelijk minimumloon per werkdag (in de tweede helft van 2012 komt dit neer op ongeveer € 4,20 per uur). De werknemer moet beschikken over een document waarin de werkgever verklaart dat de werknemer ouderschapsverlof heeft opgenomen. Deze verklaring moet zijn ondertekend door de werkgever. Overigens staat de ouderschapsverlofkorting onder druk. Het huidige kabinet wil deze heffingskorting per 1 januari 2015 afschaffen.
Pleegkind op ander adres
Als een werknemer ouderschapsverlofkorting vraagt in verband met een pleegkind dat op een ander adres staat ingeschreven, zal de inspecteur vaak de toepassing van de ouderschapsverlofkorting weigeren. Uit een uitspraak van Hof Amsterdam blijkt dat hierop een uitzondering geldt. Deze uitzondering doet zich voor als het pleegkind feitelijk op hetzelfde adres woont maar alleen om veiligheidsredenen op een ander adres staat ingeschreven. In die situatie mag de fiscus de ouderschapsverlofkorting niet weigeren.
Wet: artikelen 6:1 en 6:2 Wet Arbeid en Zorg 2001 en artikel 8.14b IB 2001
Regelgeving: artikelen 44c en 44d Uitv.reg. IB 2001
Meer informatie: Hof Amsterdam, 22 november 2012 (gepubliceerd 5 december 2012), LJN: BY4619
Geef een reactie