De rechter moet het beginsel van hoor en wederhoor opvolgen. Hij mag bijvoorbeeld zijn uitspraak niet baseren op ambtshalve bijeengebrachte gronden, zonder partijen de mogelijkheid te bieden zich daarover uit te laten. Dit betekent dus dat als partijen tijdens de mondelinge behandeling stukken overleggen, de wederpartij de gelegenheid moet krijgen om deze te bestuderen. Dit geldt zowel voor de belanghebbende als voor de inspecteur.
Informatieverplichting
Voor een juiste belastingheffing en een juiste invordering is het belangrijk dat de Belastingdienst een juist en volledig beeld heeft van de feiten. Dit is alleen mogelijk als de belastingplichtige aan zijn fiscale informatieverplichtingen voldoet. De belastingplichtige moet de gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud verstrekken aan de fiscus. Daarnaast moet hij ook toestaan dat kopieën, afdrukken e.d. worden gemaakt van de gegevens die de inspecteur wil raadplegen. De inspecteur kan indien gewenst ook een onderzoek ter plaatse houden. De belanghebbende moet hem in beginsel ook toegang verlenen. Verder bepaalt de inspecteur de wijze waarop en de termijn waarbinnen de gegevens moeten worden verstrekt. Hij moet bij de uitoefening van zijn bevoegdheid uiteraard rekening houden met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel.
Omkering van bewijslast
Het is op zich niet zo verbazingwekkend dat het verloop van de fiscale bezwaar- en beroepsprocedure in belangrijke wordt bepaald door de mate waarin de belanghebbende voorafgaand aan de procedure heeft voldaan aan de fiscale informatieverplichtingen. Naast de strenge sancties die staan op het niet nakomen van de wettelijke informatieverplichtingen kan de belastingplichtige ook te maken krijgen met omkering van de bewijslast in de fiscale procedure. In dat geval kan de belastingplichtige namelijk niet meer volstaan met het aannemelijk maken van zijn stelling(en), maar dan geldt de zwaardere bewijslast ‘blijken’.
Aannemelijk maken
Omkering van de bewijslast vindt pas plaats als de tekortkoming van voldoende gewicht is om een zo zware sanctie op te leggen. De inspecteur zal bijvoorbeeld niet succesvol omkering van de bewijslast kunnen stellen, wanneer de belastingplichtige een pleitbaar standpunt heeft ingenomen (HR, 30 oktober 2009, LJN: BK1488). Van een pleitbaar standpunt is sprake als een belanghebbende een standpunt inneemt dat – gezien de stand van de rechtspraak en de heersende leer – zozeer juridisch verdedigbaar is dat hij redelijkerwijs dacht juist te handelen.
Informatie te laat verstrekken
Omkering van de bewijslast is ook niet mogelijk als de belastingplichtige de informatie weliswaar te laat verstrekt, maar de inspecteur in zijn beslissing nog wel rekening daarmee kan houden. Komt de belanghebbende pas tijdens de procedure bij de belastingrechter met de informatie, dan is dat echt te laat. Hij wordt dan geconfronteerd met omkering van de bewijslast. In bepaalde gevallen moet de rechter de belastingplichtige overigens in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over de omkering van de bewijslast, voordat hij een oordeel velt. Denk hierbij aan de situatie waarbij de inspecteur zich niet op de omkering van de bewijslast heeft beroepen terwijl dat wel mogelijk was.
Aftrek onderbouwen
Meent een belastingplichtige bijvoorbeeld recht te hebben op een aftrekpost (wat leidt tot een lagere belasting) en hij gaat niet in op een uitnodiging van de inspecteur om bepaalde bescheiden over te leggen voor de onderbouwing van die aftrek? Dan heeft dit geen gevolgen voor de bewijslastverdeling. Uit de rechtspraak blijkt dat de inspecteur dan geen belang heeft bij het vragen van die bescheiden (zie bijvoorbeeld HR 3 februari 2006, LJN: AV0821). De belastingplichtige hoeft dan alleen aannemelijk te maken dat hij recht heeft op die aftrekpost. Ook dan geldt dat de inspecteur in staat moet zijn de stukken te bestuderen waarmee de belastingplichtige zijn standpunt onderbouwt.
Dit blijkt bijvoorbeeld uit een zaak bij Hof Amsterdam waarbij een man de uitgaven in verband met een spirituele Oneness training als scholingsuitgaven wilde aftrekken. Zie in dit kader het bericht ‘Scholingsuitgaven voor opleiding gericht op levensverbetering niet aftrekbaar’. De man vond dat de inspecteur in strijd had gehandeld met het gelijkheidsbeginsel door de aftrek te weigeren. Hij stelde ter zitting dat hij een lijst kon overleggen waaruit blijkt dat een groot aantal personen de laatste tien of vijftien jaar alle opleidingen volledig en met grote bedragen hebben afgetrokken. Hij verbond hieraan wel de voorwaarde dat alleen het hof, en niet de inspecteur, deze lijst kon inzien. Het hof oordeelde dat de man het stuk niet mocht overleggen, omdat dat in strijd zou zijn met het beginsel van hoor en wederhoor en een goede procesorde.
Wet: artikel 25, 27e, 27j, 47 en 49 AWR
Meer informatie: Hof Amsterdam, 22 november 2012, LJN: BY5803
Geef een reactie