Werknemers bouwen hun voorziening voor de oude dag op een andere manier op dan ondernemers. Dit werkt ook door in de fiscale faciliteiten. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat deze verschillen geen verboden discriminatie vormen.
Pensioenregeling
In beginsel bouwen werknemers hun pensioen op door deelname aan een pensioenregeling. Er zijn verschillende soorten pensioenen. Het meest bekende en waarschijnlijk ook het meest belangrijke pensioen is het ouderdomspensioen dat ingaat wanneer de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. De werknemer bouwt dit pensioen op via zijn werkgever, waarbij het mogelijk is dat hij zelf een eigen bijdrage levert.
Grenzen aan pensioenopbouw
De opbouw van het ouderdomspensioen moet wel binnen bepaalde grenzen blijven. Zo mag men bij een eindloonregeling per dienstjaar maximaal 2% van het pensioengevend loon aan ouderdomspensioen opbouwen. Onder een middelloonregeling bedraagt de opbouw maximaal 2,25% per jaar. De achterliggende gedachte is dat de werknemer zo na een dienstverband van 35 jaar een ouderdomspensioen van 70% van het eindloon heeft opgebouwd. Wie langer werkt, kan bij eindloon- en middelloonregelingen meer pensioen opbouwen tot maximaal 100% van het laatstverdiende loon. Een alternatief stelsel is het beschikbare premiestelsel. Ook dat stelsel kent wettelijke grenzen aan de pensioenopbouw, waarbij die grenzen afhankelijk zijn van de opbouw. Bij het berekenen van de grenzen aan de pensioenopbouw moet men rekening houden met de AOW-uitkeringen door middel van de zogenoemde AOW-franchise. De hoogte van de AOW-franchise is afhankelijk van de toegepaste pensioenregeling.
Fiscale oudedagsreserve
Sommige zelfstandigen zijn wettelijk verplicht deel te nemen in een bedrijfs- of beroepspensioenregeling en zitten dus in hetzelfde schuitje als werknemers. Maar er zijn ook veel zelfstandigen die niet onder zo’n verplichte pensioenregeling vallen. Voor deze ondernemers bestaat in de inkomstenbelasting al lange tijd de mogelijkheid om een deel van de winst te reserveren voor de oude dag: de fiscale oudedagsreserve, afgekort als FOR. Om een FOR te kunnen vormen moet de belastingplichtige kwalificeren als ondernemer voor de inkomstenbelasting en aan het urencriterium voldoen.
Dotatie FOR
Per kalenderjaar mag de ondernemer 12% van zijn winst uit onderneming, maar maximaal € 9542 (bedrag 2012) doteren aan zijn FOR. Als de ondernemer ook op andere wijze pensioen opbouwt, moet hij de in dat jaar betaalde premies aftrekken van de FOR-dotatie. De FOR-dotatie is bovendien hoogstens gelijk aan het verschil tussen het ondernemingsvermogen aan het einde van het kalenderjaar en de FOR aan het begin van het kalenderjaar. Het is belangrijk te weten dat de FOR wel een fiscale faciliteit is, maar dat deze reserve niet echt een pensioenvoorziening is. Het gedoteerde vermogen verlaat de onderneming immers niet.
Lijfrenteverzekeringen
Zowel werknemers als ondernemers, ja eigenlijk alle natuurlijke personen, kunnen onder voorwaarden lijfrentepremies aftrekken. Een belangrijke voorwaarde voor de aftrek van de premies voor een ouderdomslijfrente is dat sprake is van een pensioentekort. Belastingplichtigen kunnen de aftrekbare lijfrente bepalen door hun jaarruimte en reserveringsruimte te berekenen. Daarnaast kunnen ondernemers bij staking van hun onderneming de FOR en een deel van de stakingswinst omzetten in een lijfrenteverzekering. Per saldo hoeven ze dan geen belasting te betalen over dat omgezette deel.
Jaarruimte
De jaarruimte is als volgt te berekenen:
jaarruimte = (17% van premiegrondslag) -/- (7,5 x A) -/- FOR-dotatie
A staat voor de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen aangroei van de pensioenaanspraken als gevolg van het toenemen van de diensttijd. De premiegrondslag bestaat uit de som van de winst uit onderneming (vóór FOR-mutaties en ondernemersaftrek), het belastbare loon, belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden en de belastbare periodieke uitkeringen. Hierbij wordt steeds uitgegaan van de inkomensgegevens van het voorafgaande jaar. Van deze som moet de belastingplichtige een AOW-franchise aftrekken van € 11.829 (bedrag 2012). De premiegrondslag voor het bepalen van de jaarruimte kan niet meer bedragen dan € 162.457 (bedrag 2012).
Reserveringsruimte
Wie zijn jaarruimte niet volledig kan benutten, kan het ongebruikte misschien in een later jaar wellicht aftrekken als onderdeel van de reserveringsruimte. De reserveringsruimte bestaat uit de onbenutte jaarruimte van de voorafgaande zeven jaren. De toe te passen reserveringsruimte bedraagt in een kalenderjaar het laagste van de volgende bedragen:
- 17% van de premiegrondslag van het desbetreffende jaar;
- € 6.989 (2012). Dit maximum wordt verhoogd tot € 13.802 (2012) als het gaat om iemand die bij het begin van het kalenderjaar 55 jaar of ouder is.
Men moet de gebruikte reserveringsruimte zo veel mogelijk toerekenen aan de oudste jaren.
Geen discriminatie
Een ondernemer die via een maatschap een adviesbureau dreef, vond dat de grenzen aan de lijfrenteaftrek een verboden discriminatie vormde voor ondernemers. In zijn ogen konden werknemers veel gemakkelijker een pensioen opbouwen dan ondernemers. De Hoge Raad verklaarde zijn beroep in cassatie echter ongegrond. De wetgever had verschillende regelingen in verband met pensioenopbouw getroffen voor werknemers en ondernemers omdat deze groepen zich in andere omstandigheden bevinden. Hierdoor was geen sprake van discriminatie.
Wet: artikelen 3.68 en 3.127 IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad, 12 oktober 2012, LJN: BW9799
Geef een reactie