In de ‘thin capitalization’-regeling vindt wel een saldering van vorderingen en schulden plaats, terwijl de beperkt aftrekbare rente niet wordt gesaldeerd. De Hoge Raad erkent dat de regeling daardoor wat inconsequent is, maar binnen de vrijheid van de wetgever blijft.
‘Thincap’-regeling
Door de ‘thin capitalization’-regeling, afgekort als ‘thincap’-regeling kunnen bv’s minder rente aftrekken van hun belastbare winst als zij te veel geld hebben geleend van verbonden lichamen. Deze regeling is vooral bedoeld om het voor concerns minder interessant te maken om leningen af te sluiten bij gelieerde maatschappijen, waarbij de schuldenaar de rente kan aftrekken terwijl de rente bij de schuldeiser effectief niet of tegen een veel lager tarief wordt belast. Dit is bijvoorbeeld het geval als de schuldeiser is gevestigd in een land met een laag winstbelastingtarief.
Verbonden lichamen
De ‘thincap’-regeling is alleen van toepassing als de schuldenaar tot een groep behoort. Bovendien moet de bv geld hebben geleend van een verbonden lichaam. Voor de ‘thincap’-regeling zijn twee lichamen met elkaar verbonden als het ene lichaam een belang heeft van minstens één derde in de ander of als een ander lichaam in beide lichamen een belang heeft van minstens één derde. Lichamen die tot dezelfde fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting behoren zijn ook met elkaar verbonden.
Vaste ratio
Er zijn twee manieren om te berekenen in welke mate sprake is van een bovenmatige financiering met vreemd vermogen. De eerste methode is het toepassen van de vaste ratio 3:1. Bij deze methode berekent de bv eerst haar gemiddelde eigen vermogen en gemiddelde vreemd vermogen naar de stand van het begin en het einde van het jaar op basis van fiscale grondslagen. Daarbij stelt de bv steeds haar eigen vermogen op minstens € 1. Vervolgens berekent de bv het overmatige deel van het vreemde vermogen vast met behulp van de volgende formule:
OVV = GVV -/- (3 x GEV) -/- € 500.000.
waarbij:
OVV= overmatig deel vreemd vermogen
GEV= gemiddeld eigen vermogen
GVV =gemiddeld vreemd vermogen
Concernratio
De bv kan ervoor kiezen om de concernratio te gebruiken in plaats van de vaste ratio. In dat geval berekent de bv het gemiddelde eigen vermogen en gemiddelde vreemd vermogen aan de hand van de jaarrekening. Daarna past zij de volgende formule toe:
OVV = GVV -/- (GEV x GCVV/GCEV)
waarbij:
GCVV =gemiddeld vreemd vermogen volgens de geconsolideerde jaarrekening van de groep
GCEV= gemiddeld eigen vermogen volgens de geconsolideerde jaarrekening van de groep
Renteaftrekbeperking
Wanneer de bv heeft vastgesteld dat sprake is van een overmatig vreemd vermogen, mag zij de rente over dat overmatige deel niet aftrekken. De bv kan het niet-aftrekbare bedrag berekenen door de rente op de geldleningen te vermenigvuldigen tussen het overmatige deel van het vreemde vermogen gedeeld door het gemiddelde vreemde vermogen.
Saldering
Opmerkelijk is dat bij het gebruik van de vaste ratio een saldering plaatsvindt van het vreemde vermogen. De bv moet namelijk bij de berekening van het gemiddeld vreemd vermogen het bedrag van de schulden aan verbonden lichamen verminderen met het bedrag van de uitstaande geldvorderingen op verbonden lichamen. De rente waarover de fiscus de aftrekbeperking toepast wordt echter in beginsel niet gesaldeerd. De beperkt aftrekbare rente is dus een deel van de totale rente die de bv heeft betaald zonder dit totaalbedrag eerst te verminderen met de rente die de bv ontvangt van verbonden lichamen. Overigens is het weer wel zo dat de niet-aftrekbare rente hoogstens gelijk is aan het verschil tussen de rente over de schulden aan verbonden lichamen en de rente die de bv ontvangt op leningen die zij verstrekt aan verbonden lichamen.
Toegestaan verschil
Een concern had voor de Hoge Raad gesteld dat de Belastingdienst op basis van het Europese recht ook een saldering moest toestaan bij de berekening van het bedrag aan niet-aftrekbare rente zelf. De Hoge Raad heeft dit standpunt verworpen. De ‘thincap’-regeling betreft alleen relaties binnen een groep van vennootschappen. Het concern kan daardoor hoogstens een beroep doen op het beginsel van vrije vestiging. De ‘thincap’-regel perkt het beginsel van vrije vestiging niet in, zodat deze regeling niet in strijd is met het Europees recht.
Wet: artikelen 10a, vierde lid en 10d Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Meer informatie: Hoge Raad, 29 juni 2012, LJN: BW9844
Geef een reactie