Wie een Nederlands kenteken van een personenauto, bestelauto of ander motorrijtuig houdt, moet motorrijtuigenbelasting (MRB) betalen. Onder voorwaarden laat de Belastingdienst de heffing van MRB achterwege voor auto’s met geschorste kentekens. Als de houder in de schorsingsperiode toch met de auto rijdt, mag de fiscus MRB naheffen. De inspecteur mag daarbij de redelijkheid niet uit het oog verliezen.
Motorrijtuigenbelasting
In Nederland zijn (kenteken)houders van motorrijtuigen belastingplichtig voor de MRB. In dit verband vallen personenauto’s, bestelauto’s, motorrijwielen, vrachtauto’s en autobussen onder de term motorrijtuigen. Omdat de belastingplicht is gekoppeld aan het kentekenhouderschap, is voor de MRB niet van belang wie de eigenaar is. In sommige gevallen is degene die feitelijk beschikt over een motorrijtuig de houder voor de MRB in plaats van de kentekenhouder. Bijvoorbeeld als de auto niet in Nederland is geregistreerd.
Belastingtijdvak
In tegenstelling tot een andere bekende autobelasting, de BPM, is de MRB in beginsel geen eenmalige heffing. Tijdens het kentekenhouderschap moet de houder ieder tijdvak van drie maanden de MRB betalen. Een MRB-tijdvak begint op de dag van de dagtekening van de eerste tenaamstelling van het desbetreffende kentekenbewijs. Het volgende tijdvak begint drie maanden later, enzovoorts. De belastingplichtige moet de belasting op aangifte voldoen, en wel vóór de aanvang van het bijbehorende tijdvak.
Geen kenteken
Als voor het desbetreffende motorrijtuig geen kenteken is opgegeven, begint het MRB-tijdvak op de dag waarop de fiscus constateert dat iemand gebruik van de Nederlandse weg maakt met dat motorrijtuig. Het volgende tijdvak begint steeds drie maanden later totdat men voor dat motorrijtuig een kenteken heeft. Vanaf de dag waarop het kenteken is opgegeven gelden de normale regels voor de belastingtijdvakken.
Buitenlandse auto
De Belastingdienst mag ook MRB heffen als auto’s die in het buitenland geregistreerd zijn op de Nederlandse weg gebruikt worden. Het belastingtijdvak begint op de dag van dit gebruik. Woont de houder van het motorrijtuig niet in Nederland en is hij evenmin gevestigd in Nederland, dan kan het tijdvak in plaats van drie maanden één, drie of vijftien dagen zijn.
Teruggaaf
Als de kentekenhouder zijn auto verkoopt, draagt hij ook het kenteken over. Het gevolg is dat zijn kentekenhouderschap eindigt. Er bestaan ook andere oorzaken voor het einde van het kentekenhouderschap. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin de auto total loss is gereden. Als het kentekenhouderschap eindigt tijdens een belastingtijdvak, kan de (oude) kentekenhouder de MRB over het nog niet verstreken deel van het tijdvak terugvragen. De fiscus betaalt de teruggaaf uit mits deze groter is dan € 5.
Schorsing
Een kentekenhouder kan het kenteken van zijn auto onder voorwaarden laten schorsen door de Dienst Wegverkeer. Eén van de gevolgen van de schorsing is dat de Belastingdienst geen MRB heft over tijdvakken die beginnen tijdens de schorsingsperiode. De heffing van de MRB blijft niet achterwege:
- als de schorsing betrekking heeft op een personenauto, een bestelauto of een motorrijwiel en binnen drie maanden eindigt; of
- als de schorsing betrekking heeft op een vrachtauto of een autobus en binnen één maand eindigt.
Als een tijdvak al liep vóór het begin van de schorsing, kan de houder de MRB terugvragen over het nog niet verstreken deel van het tijdvak dat in de schorsingsperiode valt. Een belangrijke voorwaarde voor schorsing is dat de auto met het geschorste kenteken niet wordt gebruikt op de openbare weg. Dit maakt schorsing interessant voor personen die voor langere tijd in het buitenland verblijven en hun auto achterlaten.
Naheffing
Als een auto met een geschorst kenteken toch wordt gebruikt op de Nederlandse weg, moet de kentekenhouder MRB betalen. De Belastingdienst mag deze MRB naheffen. Volgens de wet mag de fiscus de MRB in dat geval naheffen over vier aaneengesloten tijdvakken van elk drie maanden. Voor zover de kentekenhouder MRB heeft betaald over deze vier tijdvakken en deze MRB niet kan terugvragen, vermindert de fiscus de naheffingsaanslag met de het bedrag van de betaalde MRB. Als blijkt dat de desbetreffende auto gedurende een deel van de vier aaneengesloten tijdvakken op naam van een ander stond dan de houder, mag de fiscus over dat deel de MRB niet naheffen.
Proportionele naheffing
De belastingrechter, en vooral Hof Den Bosch, vindt dat belanghebbenden de mogelijkheid moeten hebben om tegenbewijs te leveren (zie ook ‘Fiscus moet mogelijkheid tegenbewijs geven’). In een andere zaak benadrukte Hof Den Bosch nogmaals dat het volledig ontbreken van een mogelijkheid om tegenbewijs te leveren buiten proporties is. In deze zaak verbleef een kentekenhouder langere tijd in het buitenland. Hij had een schorsing voor zijn auto gevraagd van ongeveer een jaar. Zijn vader was niet op de hoogte van deze schorsing en gebruikte de auto van zijn zoon voor één dag toen hij zijn eigen auto niet wilde starten. De Belastingdienst kwam daar achter en legde een naheffingsaanslag op over de hele schorsingsperiode van. Het hof vond het aannemelijk dat de auto maar één dag was gebruikt. De Belastingdienst mocht alleen de MRB naheffen over die ene dag.
Wet: artikelen 19 en 35, tweede lid Wet MRB 1994 en artikel 67 Wegenverkeerswet 1994
Meer informatie: Hof Den Bosch, 3 februari 2012 (gepubliceerd 23 maart 2012), LJN: BV9820
Geef een reactie