Als de Belastingdienst ambtshalve een aanslag oplegt mag hij niet zomaar het inkomen schatten. De Belastingdienst moet het misgelopen bedrag naar redelijkheid schatten en zijn cijfers goed kunnen onderbouwen. Dit heeft Rechtbank Den Haag bevestigd.
Een belastingplichtige moet volgens de wet aangifte inkomstenbelasting doen als hij een uitnodiging krijgt van de Belastingdienst. De aangifte moet dan binnen een door de inspecteur aangegeven termijn worden ingediend. Volgens de wet is deze termijn ten minste een maand en kan worden verlengd door uitstel aan te vragen. Als de belastingplichtige (na een eventueel uitstel) niet reageert ontvangt hij eerst een herinnering en als laatste waarschuwing een aanmaning om aangifte te doen. Daarbij kan een verzuimboete worden opgelegd van ten hoogste € 4.920 voor het te laat of het niet doen van de aangifte inkomstenbelasting.
Omkering bewijslast
Om na dat moment de belastingheffing veilig te stellen zal de inspecteur ambtshalve een aanslag opleggen waarbij hij het niet opgegeven inkomen zal schatten. Daarbij geldt een omkering van de bewijslast in het geval geen aangifte wordt gedaan. Het is dan aan de belastingplichtige om te bewijzen dat de schatting van de Belastingdienst niet juist is. Als geen documenten of papieren aanwezig zijn zal het zeer lastig zijn om te bewijzen dat de schatting van de Belastingdienst niet juist is. De Hoge Raad heeft echter in 2003 aangegeven dat de Belastingdienst niet zomaar ambtshalve een aanslag mag opleggen (28 maart 2003, BNB 2003/203, LJN AF6486). De opgelegde aanslagen moeten berusten op een redelijke schatting. Daarbij moet de Belastingdienst zorgvuldig te werk gaan zo blijkt uit een recente uitspraak van Rechtbank Den Haag.
Boekenonderzoek
Een man had in 2003 ondanks herinneringen en een aanmaning geen aangifte inkomstenbelasting ingediend. De man was één van de twee firmanten in een vof en runde een glastuinbouwbedrijf. In september 2005 was de Belastingdienst een boekenonderzoek gestart bij de vof. Daarbij had de politie in december 2005 ook nog eens een inval gedaan waarbij een hennepkwekerij werd ontdekt bij het glastuinbouwbedrijf. Naar aanleiding van het boekenonderzoek en met inachtneming van gegevens van de politie had de Belastingdienst ambtshalve een belastbaar inkomen vastgesteld. Daarbij had de Belastingdienst een schatting gemaakt van de opbrengst van de hennepkwekerij. Omdat de opbrengsten uit de vof 50%/50% werden verdeeld deed de inspecteur dat ook met de inkomsten uit de hennepkwekerij. De man ging in beroep bij de rechter omdat hij het niet eens was met het geschatte bedrag.
Redelijke schatting
De rechtbank oordeelde dat de inspecteur geen redelijke schatting had gemaakt. Daarbij nam de rechtbank in overweging dat als de hennepkwekerij voor 50% voor rekening en risico van de man zou zijn gedreven er ook tegen hem een strafrechtelijk onderzoek zou zijn gestart. Dat was echter niet gebeurd. De stukken gaven verder geen inzicht in een eventuele betrokkenheid van de man bij de hennepkwekerij van de andere firmant. Ook stond niet vast dat de man voor eigen rekening en risico buiten de vof om deelnam aan de hennepkwekerij. De rechtbank oordeelde dat geen sprake was van een redelijke schatting en dat de illegale activiteiten buiten beschouwing moesten worden gelaten bij het schatten van het inkomen van de man. De aanslag werd dan ook door de rechtbank gecorrigeerd.
Wet: artikel 27e Wet inkomstenbelasting 2001
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 26 april 2011 (gepubliceerd 26 januari 2012) LJN: BV0524
Geef een reactie