Als een ondernemer bij de verkoop van zijn bedrijfspand een herinvesteringsreserve vormt, vervolgens zijn onderneming staakt en na verloop van tijd een nieuw pand koopt, kan de Belastingdienst betwisten dat die aankoop een herinvestering is. Als de belastingrechter daarin meegaat, voorkomt de aankoop van het nieuwe pand niet dat de herinvesteringsreserve vrijvalt.
Soms verkoopt een ondernemer een bedrijfsmiddel tegen een prijs die meer bedraagt dan de boekwaarde. Deze boekwinst is in principe belast, maar de belastingheffing is uit te stellen door het bedrag van de boekwinst te doteren aan de herinvesteringsreserve (HIR). Als de ondernemer op een bedrijfsmiddel willekeurig heeft afgeschreven, berekent de ondernemer de boekwinst alsof geen willekeurige afschrijving heeft plaatsgevonden.
Herinvesteringsvoornemen
Om te kunnen doteren aan de HIR moet de ondernemer aan bepaalde voorwaarden voldoen. De belangrijkste voorwaarde is dat de ondernemer vanaf het moment van toevoeging aan de HIR een herinvesteringsvoornemen heeft en behoudt.
Afboeken HIR
De dotatie aan de HIR leidt alleen tot belastinguitstel, niet tot belastingafstel. Bij de herinvestering in een nieuw bedrijfsmiddel boekt de ondernemer de HIR af van de fiscale verkrijgingsprijs van dat nieuwe bedrijfsmiddel. Het gevolg is dat de ondernemer minder op het nieuwe bedrijfsmiddel kan afschrijven. Overigens vindt geen afboeking van de HIR plaats voor zover het gezamenlijke bedrag van de boekwaarden van de nieuwe bedrijfsmiddelen door die afboeking daalt tot onder de boekwaarde van het oude bedrijfsmiddel.
Bijzondere beperking van afboeking HIR
Daarnaast gelden in principe de volgende regels die de afboeking van de HIR kunnen beperken:
- Voor zover een HIR is gevormd als gevolg van de vervreemding van een bedrijfsmiddel waarop men doorgaans niet of over meer dan tien jaren afschrijft, hoeft de ondernemer deze HIR alleen af te boeken van de aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen met eenzelfde economische functie als de vervreemde bedrijfsmiddelen.
- Als de ondernemer een bedrijfsmiddel koopt waarop men doorgaans niet of over meer dan tien jaren afschrijft, mag hij de HIR alleen afboeken van de aanschaffings- of voortbrengingskosten van die bedrijfsmiddelen voor zover de HIR is ontstaan bij de vervreemding van bedrijfsmiddelen met eenzelfde economische functie als de gekochte bedrijfsmiddelen.
Vrijval HIR
Als de ondernemer niet binnen drie jaren na jaar waarin hij aan de HIR doteert, een herinvestering doet, valt het desbetreffende deel van de HIR belast vrij. De ondernemer kan uitstel krijgen voor het doen van de herinvestering als:
- vanwege de aard van een bedrijfsmiddel een langere periode nodig is voor de aankoop daarvan;
- de vervanging van een bedrijfsmiddel door bijzondere omstandigheden is vertraagd. Wel moet een begin zijn gemaakt met de uitvoering van de vervanging.
Staking van de onderneming
Als de ondernemer zijn onderneming staakt, zal de inspecteur waarschijnlijk het standpunt innemen dat niet langer een herinvesteringsvoornemen aanwezig is. De HIR valt dan vrij. Dit gebeurde ook in een zaak voor rechtbank Noord-Holland. Een man die via zijn eenmanszaak een hotelbedrijf exploiteerde, verkocht in 2008 zijn hotel. De boekwinst die hij daarbij behaalde, doteerde hij aan de HIR. Het jaar daarop kocht de man een nieuw pand, dat hij verhuurde. De rechtbank was het met de fiscus eens dat de man het nieuwe pand niet voor zijn onderneming had gebruikt. Bovendien had de man het nieuwe pand gekocht tegen een prij die lager was dan de boekwaarde van het oude pand. Hoe dan ook was afboeking van de HIR niet mogelijk. De HIR viel dus belast vrij.
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland, 10 juli 2019 (gepubliceerd 11 juli 2019), ECLI:NL:RBNHO:2019:5869
Geef een reactie